Vervoeging van toepassen

Vertaling: applicare

Nederlands

Italiaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik pas toe
  • jij past toe
  • hij/zij/het past toe
  • wij passen toe
  • jullie passen toe
  • zij passen toe

Presente

  • io applico
  • tu applichi
  • lui/lei/Lei applica
  • noi applichiamo
  • voi/Voi applicate
  • loro/Loro applicano

Onvoltooid verleden tijd

  • ik paste toe
  • jij paste toe
  • hij/zij/het paste toe
  • wij pasten toe
  • jullie pasten toe
  • zij pasten toe

Imperfetto

  • io applicavo
  • tu applicavi
  • lui/lei/Lei applicava
  • noi applicavamo
  • voi/Voi applicavate
  • loro/Loro applicavano

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb toegepast
  • jij hebt toegepast
  • hij/zij/het heeft toegepast
  • wij hebben toegepast
  • jullie hebben toegepast
  • zij hebben toegepast

Passato prossimo

  • io ho applicato
  • tu hai applicato
  • lui/lei/Lei ha applicato
  • noi abbiamo applicato
  • voi/Voi avete applicato
  • loro/Loro hanno applicato

Voltooid verleden tijd

  • ik had toegepast
  • jij had toegepast
  • hij/zij/het had toegepast
  • wij hadden toegepast
  • jullie hadden toegepast
  • zij hadden toegepast

Trapassato prossimo

  • io avevo applicato
  • tu avevi applicato
  • lui/lei/Lei aveva applicato
  • noi avevamo applicato
  • voi/Voi avevate applicato
  • loro/Loro avevano applicato

Toekomende tijd I

  • ik zal toepassen
  • jij zult toepassen
  • hij/zij/het zal toepassen
  • wij zullen toepassen
  • jullie zullen toepassen
  • zij zullen toepassen

Futuro semplice

  • io applicherò
  • tu applicherai
  • lui/lei/Lei applicherà
  • noi applicheremo
  • voi/Voi applicherete
  • loro/Loro applicheranno

Toekomende tijd II

  • ik zal toegepast hebben
  • jij zult toegepast hebben
  • hij/zij/het zal toegepast hebben
  • wij zullen toegepast hebben
  • jullie zullen toegepast hebben
  • zij zullen toegepast hebben

Futuro anteriore

  • io avrò applicato
  • tu avrai applicato
  • lui/lei/Lei avrà applicato
  • noi avremo applicato
  • voi/Voi avrete applicato
  • loro/Loro avranno applicato

Conditionalis I

  • ik zou toepassen
  • jij zou toepassen
  • hij/zij/het zou toepassen
  • wij zouden toepassen
  • jullie zouden toepassen
  • zij zouden toepassen

Condizionale presente

  • io applicherei
  • tu applicheresti
  • lui/lei/Lei applicherebbe
  • noi applicheremmo
  • voi/Voi applichereste
  • loro/Loro applicherebbero

Conditionalis II

  • ik zou hebben toegepast
  • jij zou hebben toegepast
  • hij/zij/het zou hebben toegepast
  • wij zouden hebben toegepast
  • jullie zouden hebben toegepast
  • zij zouden hebben toegepast

Condizionale passato

  • io avrei applicato
  • tu avresti applicato
  • lui/lei/Lei avrebbe applicato
  • noi avremmo applicato
  • voi/Voi avreste applicato
  • loro/Loro avrebbero applicato

Imperatief

  • jij pas toe
  • jullie past toe

Imperativo

  • tu applica
  • voi/Voi applicate

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van toepassen