Vervoeging van toespelen
Onbepaalde wijs (infinitief): toespelen
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik speel toe
- jij speelt toe
- hij/zij/het speelt toe
- wij spelen toe
- jullie spelen toe
- zij spelen toe
Presente
- io alludo
- tu alludi
- lui/lei/Lei allude
- noi alludiamo
- voi/Voi alludete
- loro/Loro alludono
Onvoltooid verleden tijd
- ik speelde toe
- jij speelde toe
- hij/zij/het speelde toe
- wij speelden toe
- jullie speelden toe
- zij speelden toe
Imperfetto
- io alludevo
- tu alludevi
- lui/lei/Lei alludeva
- noi alludevamo
- voi/Voi alludevate
- loro/Loro alludevano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb toegespeeld
- jij hebt toegespeeld
- hij/zij/het heeft toegespeeld
- wij hebben toegespeeld
- jullie hebben toegespeeld
- zij hebben toegespeeld
Passato prossimo
- io ho alluso
- tu hai alluso
- lui/lei/Lei ha alluso
- noi abbiamo alluso
- voi/Voi avete alluso
- loro/Loro hanno alluso
Voltooid verleden tijd
- ik had toegespeeld
- jij had toegespeeld
- hij/zij/het had toegespeeld
- wij hadden toegespeeld
- jullie hadden toegespeeld
- zij hadden toegespeeld
Trapassato prossimo
- io avevo alluso
- tu avevi alluso
- lui/lei/Lei aveva alluso
- noi avevamo alluso
- voi/Voi avevate alluso
- loro/Loro avevano alluso
Toekomende tijd I
- ik zal toespelen
- jij zult toespelen
- hij/zij/het zal toespelen
- wij zullen toespelen
- jullie zullen toespelen
- zij zullen toespelen
Futuro semplice
- io alluderò
- tu alluderai
- lui/lei/Lei alluderà
- noi alluderemo
- voi/Voi alluderete
- loro/Loro alluderanno
Toekomende tijd II
- ik zal toegespeeld hebben
- jij zult toegespeeld hebben
- hij/zij/het zal toegespeeld hebben
- wij zullen toegespeeld hebben
- jullie zullen toegespeeld hebben
- zij zullen toegespeeld hebben
Futuro anteriore
- io avrò alluso
- tu avrai alluso
- lui/lei/Lei avrà alluso
- noi avremo alluso
- voi/Voi avrete alluso
- loro/Loro avranno alluso
Conditionalis I
- ik zou toespelen
- jij zou toespelen
- hij/zij/het zou toespelen
- wij zouden toespelen
- jullie zouden toespelen
- zij zouden toespelen
Condizionale presente
- io alluderei
- tu alluderesti
- lui/lei/Lei alluderebbe
- noi alluderemmo
- voi/Voi alludereste
- loro/Loro alluderebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben toegespeeld
- jij zou hebben toegespeeld
- hij/zij/het zou hebben toegespeeld
- wij zouden hebben toegespeeld
- jullie zouden hebben toegespeeld
- zij zouden hebben toegespeeld
Condizionale passato
- io avrei alluso
- tu avresti alluso
- lui/lei/Lei avrebbe alluso
- noi avremmo alluso
- voi/Voi avreste alluso
- loro/Loro avrebbero alluso
Imperatief
- jij speel toe
- jullie speelt toe
Imperativo
- tu alludi
- voi/Voi alludete