Vervoeging van toestemmen

Onbepaalde wijs (infinitief): toestemmen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik stem toe
    • jij stemt toe
    • hij/zij/het stemt toe
    • wij stemmen toe
    • jullie stemmen toe
    • zij stemmen toe
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik stemde toe
    • jij stemde toe
    • hij/zij/het stemde toe
    • wij stemden toe
    • jullie stemden toe
    • zij stemden toe
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb toegestemd
    • jij hebt toegestemd
    • hij/zij/het heeft toegestemd
    • wij hebben toegestemd
    • jullie hebben toegestemd
    • zij hebben toegestemd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had toegestemd
    • jij had toegestemd
    • hij/zij/het had toegestemd
    • wij hadden toegestemd
    • jullie hadden toegestemd
    • zij hadden toegestemd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal toestemmen
    • jij zult toestemmen
    • hij/zij/het zal toestemmen
    • wij zullen toestemmen
    • jullie zullen toestemmen
    • zij zullen toestemmen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal toegestemd hebben
    • jij zult toegestemd hebben
    • hij/zij/het zal toegestemd hebben
    • wij zullen toegestemd hebben
    • jullie zullen toegestemd hebben
    • zij zullen toegestemd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou toestemmen
    • jij zou toestemmen
    • hij/zij/het zou toestemmen
    • wij zouden toestemmen
    • jullie zouden toestemmen
    • zij zouden toestemmen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben toegestemd
    • jij zou hebben toegestemd
    • hij/zij/het zou hebben toegestemd
    • wij zouden hebben toegestemd
    • jullie zouden hebben toegestemd
    • zij zouden hebben toegestemd
  • Imperatief

    • jij stem toe
    • jullie stemt toe

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van toestemmen