Vervoeging van toesturen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik stuur toe
    • jij stuurt toe
    • hij/zij/het stuurt toe
    • wij sturen toe
    • jullie sturen toe
    • zij sturen toe
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik stuurde toe
    • jij stuurde toe
    • hij/zij/het stuurde toe
    • wij stuurden toe
    • jullie stuurden toe
    • zij stuurden toe
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb toegestuurd
    • jij hebt toegestuurd
    • hij/zij/het heeft toegestuurd
    • wij hebben toegestuurd
    • jullie hebben toegestuurd
    • zij hebben toegestuurd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had toegestuurd
    • jij had toegestuurd
    • hij/zij/het had toegestuurd
    • wij hadden toegestuurd
    • jullie hadden toegestuurd
    • zij hadden toegestuurd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal toesturen
    • jij zult toesturen
    • hij/zij/het zal toesturen
    • wij zullen toesturen
    • jullie zullen toesturen
    • zij zullen toesturen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal toegestuurd hebben
    • jij zult toegestuurd hebben
    • hij/zij/het zal toegestuurd hebben
    • wij zullen toegestuurd hebben
    • jullie zullen toegestuurd hebben
    • zij zullen toegestuurd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou toesturen
    • jij zou toesturen
    • hij/zij/het zou toesturen
    • wij zouden toesturen
    • jullie zouden toesturen
    • zij zouden toesturen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben toegestuurd
    • jij zou hebben toegestuurd
    • hij/zij/het zou hebben toegestuurd
    • wij zouden hebben toegestuurd
    • jullie zouden hebben toegestuurd
    • zij zouden hebben toegestuurd
  • Imperatief

    • jij stuur toe
    • jullie stuurt toe

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van toesturen