Vervoeging van toevertrouwen
Onbepaalde wijs (infinitief): toevertrouwen
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik vertrouw toe
- jij vertrouwt toe
- hij/zij/het vertrouwt toe
- wij vertrouwen toe
- jullie vertrouwen toe
- zij vertrouwen toe
Présent
- je confie
- tu confies
- il/elle confie
- nous confions
- vous confiez
- ils/elles confient
Onvoltooid verleden tijd
- ik vertrouwde toe
- jij vertrouwde toe
- hij/zij/het vertrouwde toe
- wij vertrouwden toe
- jullie vertrouwden toe
- zij vertrouwden toe
Indicatif imparfait
- je confiais
- tu confiais
- il/elle confiait
- nous confiions
- vous confiiez
- ils/elles confiaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb toevertrouwd
- jij hebt toevertrouwd
- hij/zij/het heeft toevertrouwd
- wij hebben toevertrouwd
- jullie hebben toevertrouwd
- zij hebben toevertrouwd
Indicatif passé composé
- j'ai confié
- tu as confié
- il/elle a confié
- nous avons confié
- vous avez confié
- ils/elles ont confié
Voltooid verleden tijd
- ik had toevertrouwd
- jij had toevertrouwd
- hij/zij/het had toevertrouwd
- wij hadden toevertrouwd
- jullie hadden toevertrouwd
- zij hadden toevertrouwd
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais confié
- tu avais confié
- il/elle avait confié
- nous avions confié
- vous aviez confié
- ils/elles avaient confié
Toekomende tijd I
- ik zal toevertrouwen
- jij zult toevertrouwen
- hij/zij/het zal toevertrouwen
- wij zullen toevertrouwen
- jullie zullen toevertrouwen
- zij zullen toevertrouwen
Indicatif futur
- je confierai
- tu confieras
- il/elle confiera
- nous confierons
- vous confierez
- ils/elles confieront
Toekomende tijd II
- ik zal toevertrouwd hebben
- jij zult toevertrouwd hebben
- hij/zij/het zal toevertrouwd hebben
- wij zullen toevertrouwd hebben
- jullie zullen toevertrouwd hebben
- zij zullen toevertrouwd hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai confié
- tu auras confié
- il/elle aura confié
- nous aurons confié
- vous aurez confié
- ils/elles auront confié
Conditionalis I
- ik zou toevertrouwen
- jij zou toevertrouwen
- hij/zij/het zou toevertrouwen
- wij zouden toevertrouwen
- jullie zouden toevertrouwen
- zij zouden toevertrouwen
Conditionnel présent
- je confierais
- tu confierais
- il/elle confierait
- nous confierions
- vous confieriez
- ils/elles confieraient
Conditionalis II
- ik zou hebben toevertrouwd
- jij zou hebben toevertrouwd
- hij/zij/het zou hebben toevertrouwd
- wij zouden hebben toevertrouwd
- jullie zouden hebben toevertrouwd
- zij zouden hebben toevertrouwd
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais confié
- tu aurais confié
- il/elle aurait confié
- nous aurions confié
- vous auriez confié
- ils/elles auraient confié
Imperatief
- jij vertrouw toe
- jullie vertrouwt toe
Impératif
- tu confie
- vous confiez