Vervoeging van toezeggen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik zeg toe
- jij zegt toe
- hij/zij/het zegt toe
- wij zeggen toe
- jullie zeggen toe
- zij zeggen toe
Onvoltooid verleden tijd
- ik zegde toe
- jij zegde toe
- hij/zij/het zegde toe
- wij zegden toe
- jullie zegden toe
- zij zegden toe
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb toegezegd
- jij hebt toegezegd
- hij/zij/het heeft toegezegd
- wij hebben toegezegd
- jullie hebben toegezegd
- zij hebben toegezegd
Voltooid verleden tijd
- ik had toegezegd
- jij had toegezegd
- hij/zij/het had toegezegd
- wij hadden toegezegd
- jullie hadden toegezegd
- zij hadden toegezegd
Toekomende tijd I
- ik zal toezeggen
- jij zult toezeggen
- hij/zij/het zal toezeggen
- wij zullen toezeggen
- jullie zullen toezeggen
- zij zullen toezeggen
Toekomende tijd II
- ik zal toegezegd hebben
- jij zult toegezegd hebben
- hij/zij/het zal toegezegd hebben
- wij zullen toegezegd hebben
- jullie zullen toegezegd hebben
- zij zullen toegezegd hebben
Conditionalis I
- ik zou toezeggen
- jij zou toezeggen
- hij/zij/het zou toezeggen
- wij zouden toezeggen
- jullie zouden toezeggen
- zij zouden toezeggen
Conditionalis II
- ik zou hebben toegezegd
- jij zou hebben toegezegd
- hij/zij/het zou hebben toegezegd
- wij zouden hebben toegezegd
- jullie zouden hebben toegezegd
- zij zouden hebben toegezegd
Imperatief
- jij zeg toe
- jullie zegt toe