Vervoeging van tonen
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik toon
- jij toont
- hij/zij/het toont
- wij tonen
- jullie tonen
- zij tonen
Presente
- io mostro
- tu mostri
- lui/lei/Lei mostra
- noi mostriamo
- voi/Voi mostrate
- loro/Loro mostrano
Onvoltooid verleden tijd
- ik toonde
- jij toonde
- hij/zij/het toonde
- wij toonden
- jullie toonden
- zij toonden
Imperfetto
- io mostravo
- tu mostravi
- lui/lei/Lei mostrava
- noi mostravamo
- voi/Voi mostravate
- loro/Loro mostravano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb getoond
- jij hebt getoond
- hij/zij/het heeft getoond
- wij hebben getoond
- jullie hebben getoond
- zij hebben getoond
Passato prossimo
- io ho mostrato
- tu hai mostrato
- lui/lei/Lei ha mostrato
- noi abbiamo mostrato
- voi/Voi avete mostrato
- loro/Loro hanno mostrato
Voltooid verleden tijd
- ik had getoond
- jij had getoond
- hij/zij/het had getoond
- wij hadden getoond
- jullie hadden getoond
- zij hadden getoond
Trapassato prossimo
- io avevo mostrato
- tu avevi mostrato
- lui/lei/Lei aveva mostrato
- noi avevamo mostrato
- voi/Voi avevate mostrato
- loro/Loro avevano mostrato
Toekomende tijd I
- ik zal tonen
- jij zult tonen
- hij/zij/het zal tonen
- wij zullen tonen
- jullie zullen tonen
- zij zullen tonen
Futuro semplice
- io mostrerò
- tu mostrerai
- lui/lei/Lei mostrerà
- noi mostreremo
- voi/Voi mostrerete
- loro/Loro mostreranno
Toekomende tijd II
- ik zal getoond hebben
- jij zult getoond hebben
- hij/zij/het zal getoond hebben
- wij zullen getoond hebben
- jullie zullen getoond hebben
- zij zullen getoond hebben
Futuro anteriore
- io avrò mostrato
- tu avrai mostrato
- lui/lei/Lei avrà mostrato
- noi avremo mostrato
- voi/Voi avrete mostrato
- loro/Loro avranno mostrato
Conditionalis I
- ik zou tonen
- jij zou tonen
- hij/zij/het zou tonen
- wij zouden tonen
- jullie zouden tonen
- zij zouden tonen
Condizionale presente
- io mostrerei
- tu mostreresti
- lui/lei/Lei mostrerebbe
- noi mostreremmo
- voi/Voi mostrereste
- loro/Loro mostrerebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben getoond
- jij zou hebben getoond
- hij/zij/het zou hebben getoond
- wij zouden hebben getoond
- jullie zouden hebben getoond
- zij zouden hebben getoond
Condizionale passato
- io avrei mostrato
- tu avresti mostrato
- lui/lei/Lei avrebbe mostrato
- noi avremmo mostrato
- voi/Voi avreste mostrato
- loro/Loro avrebbero mostrato
Imperatief
- jij toon
- jullie toont
Imperativo
- tu mostra
- voi/Voi mostrate