Vervoeging van toucheren

Nederlands

Italiaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik toucheer
  • jij toucheert
  • hij/zij/het toucheert
  • wij toucheren
  • jullie toucheren
  • zij toucheren

Presente

  • io tocco
  • tu tocchi
  • lui/lei/Lei tocca
  • noi tocchiamo
  • voi/Voi toccate
  • loro/Loro toccano

Onvoltooid verleden tijd

  • ik toucheerde
  • jij toucheerde
  • hij/zij/het toucheerde
  • wij toucheerden
  • jullie toucheerden
  • zij toucheerden

Imperfetto

  • io toccavo
  • tu toccavi
  • lui/lei/Lei toccava
  • noi toccavamo
  • voi/Voi toccavate
  • loro/Loro toccavano

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb getoucheerd
  • jij hebt getoucheerd
  • hij/zij/het heeft getoucheerd
  • wij hebben getoucheerd
  • jullie hebben getoucheerd
  • zij hebben getoucheerd

Passato prossimo

  • io ho toccato
  • tu hai toccato
  • lui/lei/Lei ha toccato
  • noi abbiamo toccato
  • voi/Voi avete toccato
  • loro/Loro hanno toccato

Voltooid verleden tijd

  • ik had getoucheerd
  • jij had getoucheerd
  • hij/zij/het had getoucheerd
  • wij hadden getoucheerd
  • jullie hadden getoucheerd
  • zij hadden getoucheerd

Trapassato prossimo

  • io avevo toccato
  • tu avevi toccato
  • lui/lei/Lei aveva toccato
  • noi avevamo toccato
  • voi/Voi avevate toccato
  • loro/Loro avevano toccato

Toekomende tijd I

  • ik zal toucheren
  • jij zult toucheren
  • hij/zij/het zal toucheren
  • wij zullen toucheren
  • jullie zullen toucheren
  • zij zullen toucheren

Futuro semplice

  • io toccherò
  • tu toccherai
  • lui/lei/Lei toccherà
  • noi toccheremo
  • voi/Voi toccherete
  • loro/Loro toccheranno

Toekomende tijd II

  • ik zal getoucheerd hebben
  • jij zult getoucheerd hebben
  • hij/zij/het zal getoucheerd hebben
  • wij zullen getoucheerd hebben
  • jullie zullen getoucheerd hebben
  • zij zullen getoucheerd hebben

Futuro anteriore

  • io avrò toccato
  • tu avrai toccato
  • lui/lei/Lei avrà toccato
  • noi avremo toccato
  • voi/Voi avrete toccato
  • loro/Loro avranno toccato

Conditionalis I

  • ik zou toucheren
  • jij zou toucheren
  • hij/zij/het zou toucheren
  • wij zouden toucheren
  • jullie zouden toucheren
  • zij zouden toucheren

Condizionale presente

  • io toccherei
  • tu toccheresti
  • lui/lei/Lei toccherebbe
  • noi toccheremmo
  • voi/Voi tocchereste
  • loro/Loro toccherebbero

Conditionalis II

  • ik zou hebben getoucheerd
  • jij zou hebben getoucheerd
  • hij/zij/het zou hebben getoucheerd
  • wij zouden hebben getoucheerd
  • jullie zouden hebben getoucheerd
  • zij zouden hebben getoucheerd

Condizionale passato

  • io avrei toccato
  • tu avresti toccato
  • lui/lei/Lei avrebbe toccato
  • noi avremmo toccato
  • voi/Voi avreste toccato
  • loro/Loro avrebbero toccato

Imperatief

  • jij toucheer
  • jullie toucheert

Imperativo

  • tu tocca
  • voi/Voi toccate