Vervoeging van uitbesteden
Onbepaalde wijs (infinitief): uitbesteden
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik besteed uit
- jij besteedt uit
- hij/zij/het besteedt uit
- wij besteden uit
- jullie besteden uit
- zij besteden uit
Present
- I board
- you board
- he/she/it boards
- we board
- you board
- they board
Onvoltooid verleden tijd
- ik besteedde uit
- jij besteedde uit
- hij/zij/het besteedde uit
- wij besteedden uit
- jullie besteedden uit
- zij besteedden uit
Simple past
- I boarded
- you boarded
- he/she/it boarded
- we boarded
- you boarded
- they boarded
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb uitbesteed
- jij hebt uitbesteed
- hij/zij/het heeft uitbesteed
- wij hebben uitbesteed
- jullie hebben uitbesteed
- zij hebben uitbesteed
Present perfect
- I have boarded
- you have boarded
- he/she/it has boarded
- we have boarded
- you have boarded
- they have boarded
Voltooid verleden tijd
- ik had uitbesteed
- jij had uitbesteed
- hij/zij/het had uitbesteed
- wij hadden uitbesteed
- jullie hadden uitbesteed
- zij hadden uitbesteed
Past perfect
- I had boarded
- you had boarded
- he/she/it had boarded
- we had boarded
- you had boarded
- they had boarded
Toekomende tijd I
- ik zal uitbesteden
- jij zult uitbesteden
- hij/zij/het zal uitbesteden
- wij zullen uitbesteden
- jullie zullen uitbesteden
- zij zullen uitbesteden
Future
- I will board
- you will board
- he/she/it will board
- we will board
- you will board
- they will board
Toekomende tijd II
- ik zal uitbesteed hebben
- jij zult uitbesteed hebben
- hij/zij/het zal uitbesteed hebben
- wij zullen uitbesteed hebben
- jullie zullen uitbesteed hebben
- zij zullen uitbesteed hebben
Future perfect
- I will have boarded
- you will have boarded
- he/she/it will have boarded
- we will have boarded
- you will have boarded
- they will have boarded
Conditionalis I
- ik zou uitbesteden
- jij zou uitbesteden
- hij/zij/het zou uitbesteden
- wij zouden uitbesteden
- jullie zouden uitbesteden
- zij zouden uitbesteden
Conditional present
- I would board
- you would board
- he/she/it would board
- we would board
- you would board
- they would board
Conditionalis II
- ik zou hebben uitbesteed
- jij zou hebben uitbesteed
- hij/zij/het zou hebben uitbesteed
- wij zouden hebben uitbesteed
- jullie zouden hebben uitbesteed
- zij zouden hebben uitbesteed
Conditional perfect
- I would have boarded
- you would have boarded
- he/she/it would have boarded
- we would have boarded
- you would have boarded
- they would have boarded
Imperatief
- jij besteed uit
- jullie besteedt uit
Imperative
- you board
- you board