Vervoeging van uiteengaan
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het gaat uiteen
- zij gaan uiteen
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het ging uiteen
- zij gingen uiteen
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het is uiteengegaan
- zij zijn uiteengegaan
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het was uiteengegaan
- zij waren uiteengegaan
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal uiteengaan
- zij zult uiteengaan
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal uiteengegaan zijn
- zij zult uiteengegaan zijn
Conditionalis I
- hij/zij/het zal uiteengaan
- zij zullen uiteengaan
Conditionalis II
- hij/zij/het zal zijn uiteengegaan
- zij zullen zijn uiteengegaan