Vervoeging van uiteenleggen
Onbepaalde wijs (infinitief): uiteenleggen
Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik leg uiteen
- jij legt uiteen
- hij/zij/het legt uiteen
- wij leggen uiteen
- jullie leggen uiteen
- zij leggen uiteen
Onvoltooid verleden tijd
- ik legde uiteen
- jij legde uiteen
- hij/zij/het legde uiteen
- wij legden uiteen
- jullie legden uiteen
- zij legden uiteen
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb uiteengelegd
- jij hebt uiteengelegd
- hij/zij/het heeft uiteengelegd
- wij hebben uiteengelegd
- jullie hebben uiteengelegd
- zij hebben uiteengelegd
Voltooid verleden tijd
- ik had uiteengelegd
- jij had uiteengelegd
- hij/zij/het had uiteengelegd
- wij hadden uiteengelegd
- jullie hadden uiteengelegd
- zij hadden uiteengelegd
Toekomende tijd I
- ik zal uiteenleggen
- jij zult uiteenleggen
- hij/zij/het zal uiteenleggen
- wij zullen uiteenleggen
- jullie zullen uiteenleggen
- zij zullen uiteenleggen
Toekomende tijd II
- ik zal uiteengelegd hebben
- jij zult uiteengelegd hebben
- hij/zij/het zal uiteengelegd hebben
- wij zullen uiteengelegd hebben
- jullie zullen uiteengelegd hebben
- zij zullen uiteengelegd hebben
Conditionalis I
- ik zou uiteenleggen
- jij zou uiteenleggen
- hij/zij/het zou uiteenleggen
- wij zouden uiteenleggen
- jullie zouden uiteenleggen
- zij zouden uiteenleggen
Conditionalis II
- ik zou hebben uiteengelegd
- jij zou hebben uiteengelegd
- hij/zij/het zou hebben uiteengelegd
- wij zouden hebben uiteengelegd
- jullie zouden hebben uiteengelegd
- zij zouden hebben uiteengelegd
Imperatief
- jij leg uiteen
- jullie legt uiteen