Vervoeging van uiteenrukken
Onbepaalde wijs (infinitief): uiteenrukken
Er is helaas geen Duitse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik ruk uiteen
- jij rukt uiteen
- hij/zij/het rukt uiteen
- wij rukken uiteen
- jullie rukken uiteen
- zij rukken uiteen
Onvoltooid verleden tijd
- ik rukte uiteen
- jij rukte uiteen
- hij/zij/het rukte uiteen
- wij rukten uiteen
- jullie rukten uiteen
- zij rukten uiteen
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb uiteengerukt
- jij hebt uiteengerukt
- hij/zij/het heeft uiteengerukt
- wij hebben uiteengerukt
- jullie hebben uiteengerukt
- zij hebben uiteengerukt
Voltooid verleden tijd
- ik had uiteengerukt
- jij had uiteengerukt
- hij/zij/het had uiteengerukt
- wij hadden uiteengerukt
- jullie hadden uiteengerukt
- zij hadden uiteengerukt
Toekomende tijd I
- ik zal uiteenrukken
- jij zult uiteenrukken
- hij/zij/het zal uiteenrukken
- wij zullen uiteenrukken
- jullie zullen uiteenrukken
- zij zullen uiteenrukken
Toekomende tijd II
- ik zal uiteengerukt hebben
- jij zult uiteengerukt hebben
- hij/zij/het zal uiteengerukt hebben
- wij zullen uiteengerukt hebben
- jullie zullen uiteengerukt hebben
- zij zullen uiteengerukt hebben
Conditionalis I
- ik zou uiteenrukken
- jij zou uiteenrukken
- hij/zij/het zou uiteenrukken
- wij zouden uiteenrukken
- jullie zouden uiteenrukken
- zij zouden uiteenrukken
Conditionalis II
- ik zou hebben uiteengerukt
- jij zou hebben uiteengerukt
- hij/zij/het zou hebben uiteengerukt
- wij zouden hebben uiteengerukt
- jullie zouden hebben uiteengerukt
- zij zouden hebben uiteengerukt
Imperatief
- jij ruk uiteen
- jullie rukt uiteen