Vervoeging van uiteenvallen

Onbepaalde wijs (infinitief): uiteenvallen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • hij/zij/het valt uiteen
    • zij vallen uiteen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • hij/zij/het viel uiteen
    • zij vielen uiteen
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • hij/zij/het is uiteengevallen
    • zij zijn uiteengevallen
  • Voltooid verleden tijd

    • hij/zij/het was uiteengevallen
    • zij waren uiteengevallen
  • Toekomende tijd I

    • hij/zij/het zal uiteenvallen
    • zij zult uiteenvallen
  • Toekomende tijd II

    • hij/zij/het zal uiteengevallen zijn
    • zij zult uiteengevallen zijn
  • Conditionalis I

    • hij/zij/het zal uiteenvallen
    • zij zullen uiteenvallen
  • Conditionalis II

    • hij/zij/het zal zijn uiteengevallen
    • zij zullen zijn uiteengevallen

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van uiteenvallen