Vervoeging van uitgeven

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik geef uit
  • jij geeft uit
  • hij/zij/het geeft uit
  • wij geven uit
  • jullie geven uit
  • zij geven uit

Indicativo presente

  • yo emito
  • emites
  • él/ella emite
  • nosotros emitimos
  • vosotros emitís
  • ellos/ellas emiten

Onvoltooid verleden tijd

  • ik gaf uit
  • jij gaf uit
  • hij/zij/het gaf uit
  • wij gaven uit
  • jullie gaven uit
  • zij gaven uit

Indefinido

  • yo emití
  • emitiste
  • él/ella emitió
  • nosotros emitimos
  • vosotros emitisteis
  • ellos/ellas emitieron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb uitgegeven
  • jij hebt uitgegeven
  • hij/zij/het heeft uitgegeven
  • wij hebben uitgegeven
  • jullie hebben uitgegeven
  • zij hebben uitgegeven

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he emitido
  • has emitido
  • él/ella ha emitido
  • nosotros hemos emitido
  • vosotros habéis emitido
  • ellos/ellas han emitido

Voltooid verleden tijd

  • ik had uitgegeven
  • jij had uitgegeven
  • hij/zij/het had uitgegeven
  • wij hadden uitgegeven
  • jullie hadden uitgegeven
  • zij hadden uitgegeven

Pluscuamperfecto

  • yo había emitido
  • habías emitido
  • él/ella había emitido
  • nosotros habíamos emitido
  • vosotros habíais emitido
  • ellos/ellas habían emitido

Toekomende tijd I

  • ik zal uitgeven
  • jij zult uitgeven
  • hij/zij/het zal uitgeven
  • wij zullen uitgeven
  • jullie zullen uitgeven
  • zij zullen uitgeven

Futuro I

  • yo emitiré
  • emitirás
  • él/ella emitirá
  • nosotros emitiremos
  • vosotros emitiréis
  • ellos/ellas emitirán

Toekomende tijd II

  • ik zal uitgegeven hebben
  • jij zult uitgegeven hebben
  • hij/zij/het zal uitgegeven hebben
  • wij zullen uitgegeven hebben
  • jullie zullen uitgegeven hebben
  • zij zullen uitgegeven hebben

Futuro perfecto

  • yo habré emitido
  • habrás emitido
  • él/ella habrá emitido
  • nosotros habremos emitido
  • vosotros habréis emitido
  • ellos/ellas habrán emitido

Conditionalis I

  • ik zou uitgeven
  • jij zou uitgeven
  • hij/zij/het zou uitgeven
  • wij zouden uitgeven
  • jullie zouden uitgeven
  • zij zouden uitgeven

Condicional

  • yo emitiría
  • emitirías
  • él/ella emitiría
  • nosotros emitiríamos
  • vosotros emitiríais
  • ellos/ellas emitirían

Conditionalis II

  • ik zou hebben uitgegeven
  • jij zou hebben uitgegeven
  • hij/zij/het zou hebben uitgegeven
  • wij zouden hebben uitgegeven
  • jullie zouden hebben uitgegeven
  • zij zouden hebben uitgegeven

Condicional perfecto

  • yo habría emitido
  • habrías emitido
  • él/ella habría emitido
  • nosotros habríamos emitido
  • vosotros habríais emitido
  • ellos/ellas habrían emitido

Imperatief

  • jij geef uit
  • jullie geeft uit

Imperativo presente

  • emite
  • vosotros emitid

Verwijzingen

Bekijk 4 definitie(s) van uitgeven