Vervoeging van uitgeven

Nederlands

Frans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik geef uit
  • jij geeft uit
  • hij/zij/het geeft uit
  • wij geven uit
  • jullie geven uit
  • zij geven uit

Présent

  • je dépense
  • tu dépenses
  • il/elle dépense
  • nous dépensons
  • vous dépensez
  • ils/elles dépensent

Onvoltooid verleden tijd

  • ik gaf uit
  • jij gaf uit
  • hij/zij/het gaf uit
  • wij gaven uit
  • jullie gaven uit
  • zij gaven uit

Indicatif imparfait

  • je dépensais
  • tu dépensais
  • il/elle dépensait
  • nous dépensions
  • vous dépensiez
  • ils/elles dépensaient

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb uitgegeven
  • jij hebt uitgegeven
  • hij/zij/het heeft uitgegeven
  • wij hebben uitgegeven
  • jullie hebben uitgegeven
  • zij hebben uitgegeven

Indicatif passé composé

  • j'ai dépensé
  • tu as dépensé
  • il/elle a dépensé
  • nous avons dépensé
  • vous avez dépensé
  • ils/elles ont dépensé

Voltooid verleden tijd

  • ik had uitgegeven
  • jij had uitgegeven
  • hij/zij/het had uitgegeven
  • wij hadden uitgegeven
  • jullie hadden uitgegeven
  • zij hadden uitgegeven

Indicatif plus-que-parfait

  • j'avais dépensé
  • tu avais dépensé
  • il/elle avait dépensé
  • nous avions dépensé
  • vous aviez dépensé
  • ils/elles avaient dépensé

Toekomende tijd I

  • ik zal uitgeven
  • jij zult uitgeven
  • hij/zij/het zal uitgeven
  • wij zullen uitgeven
  • jullie zullen uitgeven
  • zij zullen uitgeven

Indicatif futur

  • je dépenserai
  • tu dépenseras
  • il/elle dépensera
  • nous dépenserons
  • vous dépenserez
  • ils/elles dépenseront

Toekomende tijd II

  • ik zal uitgegeven hebben
  • jij zult uitgegeven hebben
  • hij/zij/het zal uitgegeven hebben
  • wij zullen uitgegeven hebben
  • jullie zullen uitgegeven hebben
  • zij zullen uitgegeven hebben

Indicatif futur antérieur

  • j'aurai dépensé
  • tu auras dépensé
  • il/elle aura dépensé
  • nous aurons dépensé
  • vous aurez dépensé
  • ils/elles auront dépensé

Conditionalis I

  • ik zou uitgeven
  • jij zou uitgeven
  • hij/zij/het zou uitgeven
  • wij zouden uitgeven
  • jullie zouden uitgeven
  • zij zouden uitgeven

Conditionnel présent

  • je dépenserais
  • tu dépenserais
  • il/elle dépenserait
  • nous dépenserions
  • vous dépenseriez
  • ils/elles dépenseraient

Conditionalis II

  • ik zou hebben uitgegeven
  • jij zou hebben uitgegeven
  • hij/zij/het zou hebben uitgegeven
  • wij zouden hebben uitgegeven
  • jullie zouden hebben uitgegeven
  • zij zouden hebben uitgegeven

Conditionnel passé (1ère forme)

  • j'aurais dépensé
  • tu aurais dépensé
  • il/elle aurait dépensé
  • nous aurions dépensé
  • vous auriez dépensé
  • ils/elles auraient dépensé

Imperatief

  • jij geef uit
  • jullie geeft uit

Impératif

  • tu dépense
  • vous dépensez

Verwijzingen

Bekijk 4 definitie(s) van uitgeven