Vervoeging van uitkoken
Onbepaalde wijs (infinitief): uitkoken
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik kook uit
- jij kookt uit
- hij/zij/het kookt uit
- wij koken uit
- jullie koken uit
- zij koken uit
Present
- I concentrate
- you concentrate
- he/she/it concentrates
- we concentrate
- you concentrate
- they concentrate
Onvoltooid verleden tijd
- ik kookte uit
- jij kookte uit
- hij/zij/het kookte uit
- wij kookten uit
- jullie kookten uit
- zij kookten uit
Simple past
- I concentrated
- you concentrated
- he/she/it concentrated
- we concentrated
- you concentrated
- they concentrated
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb uitgekookt
- jij hebt uitgekookt
- hij/zij/het heeft uitgekookt
- wij hebben uitgekookt
- jullie hebben uitgekookt
- zij hebben uitgekookt
Present perfect
- I have concentrated
- you have concentrated
- he/she/it has concentrated
- we have concentrated
- you have concentrated
- they have concentrated
Voltooid verleden tijd
- ik had uitgekookt
- jij had uitgekookt
- hij/zij/het had uitgekookt
- wij hadden uitgekookt
- jullie hadden uitgekookt
- zij hadden uitgekookt
Past perfect
- I had concentrated
- you had concentrated
- he/she/it had concentrated
- we had concentrated
- you had concentrated
- they had concentrated
Toekomende tijd I
- ik zal uitkoken
- jij zult uitkoken
- hij/zij/het zal uitkoken
- wij zullen uitkoken
- jullie zullen uitkoken
- zij zullen uitkoken
Future
- I will concentrate
- you will concentrate
- he/she/it will concentrate
- we will concentrate
- you will concentrate
- they will concentrate
Toekomende tijd II
- ik zal uitgekookt hebben
- jij zult uitgekookt hebben
- hij/zij/het zal uitgekookt hebben
- wij zullen uitgekookt hebben
- jullie zullen uitgekookt hebben
- zij zullen uitgekookt hebben
Future perfect
- I will have concentrated
- you will have concentrated
- he/she/it will have concentrated
- we will have concentrated
- you will have concentrated
- they will have concentrated
Conditionalis I
- ik zou uitkoken
- jij zou uitkoken
- hij/zij/het zou uitkoken
- wij zouden uitkoken
- jullie zouden uitkoken
- zij zouden uitkoken
Conditional present
- I would concentrate
- you would concentrate
- he/she/it would concentrate
- we would concentrate
- you would concentrate
- they would concentrate
Conditionalis II
- ik zou hebben uitgekookt
- jij zou hebben uitgekookt
- hij/zij/het zou hebben uitgekookt
- wij zouden hebben uitgekookt
- jullie zouden hebben uitgekookt
- zij zouden hebben uitgekookt
Conditional perfect
- I would have concentrated
- you would have concentrated
- he/she/it would have concentrated
- we would have concentrated
- you would have concentrated
- they would have concentrated
Imperatief
- jij kook uit
- jullie kookt uit
Imperative
- you concentrate
- you concentrate