Vervoeging van uitloven

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik loof uit
  • jij looft uit
  • hij/zij/het looft uit
  • wij loven uit
  • jullie loven uit
  • zij loven uit

Present

  • I can
  • you can
  • he/she/it can
  • we can
  • you can
  • they can

Onvoltooid verleden tijd

  • ik loofde uit
  • jij loofde uit
  • hij/zij/het loofde uit
  • wij loofden uit
  • jullie loofden uit
  • zij loofden uit

Simple past

  • I could
  • you could
  • he/she/it could
  • we could
  • you could
  • they could

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van uitloven