Vervoeging van uitroeien

Nederlands

Italiaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik roei uit
  • jij roeit uit
  • hij/zij/het roeit uit
  • wij roeien uit
  • jullie roeien uit
  • zij roeien uit

Presente

  • io estirpo
  • tu estirpi
  • lui/lei/Lei estirpa
  • noi estirpiamo
  • voi/Voi estirpate
  • loro/Loro estirpano

Onvoltooid verleden tijd

  • ik roeide uit
  • jij roeide uit
  • hij/zij/het roeide uit
  • wij roeiden uit
  • jullie roeiden uit
  • zij roeiden uit

Imperfetto

  • io estirpavo
  • tu estirpavi
  • lui/lei/Lei estirpava
  • noi estirpavamo
  • voi/Voi estirpavate
  • loro/Loro estirpavano

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb uitgeroeid
  • jij hebt uitgeroeid
  • hij/zij/het heeft uitgeroeid
  • wij hebben uitgeroeid
  • jullie hebben uitgeroeid
  • zij hebben uitgeroeid

Passato prossimo

  • io ho estirpato
  • tu hai estirpato
  • lui/lei/Lei ha estirpato
  • noi abbiamo estirpato
  • voi/Voi avete estirpato
  • loro/Loro hanno estirpato

Voltooid verleden tijd

  • ik had uitgeroeid
  • jij had uitgeroeid
  • hij/zij/het had uitgeroeid
  • wij hadden uitgeroeid
  • jullie hadden uitgeroeid
  • zij hadden uitgeroeid

Trapassato prossimo

  • io avevo estirpato
  • tu avevi estirpato
  • lui/lei/Lei aveva estirpato
  • noi avevamo estirpato
  • voi/Voi avevate estirpato
  • loro/Loro avevano estirpato

Toekomende tijd I

  • ik zal uitroeien
  • jij zult uitroeien
  • hij/zij/het zal uitroeien
  • wij zullen uitroeien
  • jullie zullen uitroeien
  • zij zullen uitroeien

Futuro semplice

  • io estirperò
  • tu estirperai
  • lui/lei/Lei estirperà
  • noi estirperemo
  • voi/Voi estirperete
  • loro/Loro estirperanno

Toekomende tijd II

  • ik zal uitgeroeid hebben
  • jij zult uitgeroeid hebben
  • hij/zij/het zal uitgeroeid hebben
  • wij zullen uitgeroeid hebben
  • jullie zullen uitgeroeid hebben
  • zij zullen uitgeroeid hebben

Futuro anteriore

  • io avrò estirpato
  • tu avrai estirpato
  • lui/lei/Lei avrà estirpato
  • noi avremo estirpato
  • voi/Voi avrete estirpato
  • loro/Loro avranno estirpato

Conditionalis I

  • ik zou uitroeien
  • jij zou uitroeien
  • hij/zij/het zou uitroeien
  • wij zouden uitroeien
  • jullie zouden uitroeien
  • zij zouden uitroeien

Condizionale presente

  • io estirperei
  • tu estirperesti
  • lui/lei/Lei estirperebbe
  • noi estirperemmo
  • voi/Voi estirpereste
  • loro/Loro estirperebbero

Conditionalis II

  • ik zou hebben uitgeroeid
  • jij zou hebben uitgeroeid
  • hij/zij/het zou hebben uitgeroeid
  • wij zouden hebben uitgeroeid
  • jullie zouden hebben uitgeroeid
  • zij zouden hebben uitgeroeid

Condizionale passato

  • io avrei estirpato
  • tu avresti estirpato
  • lui/lei/Lei avrebbe estirpato
  • noi avremmo estirpato
  • voi/Voi avreste estirpato
  • loro/Loro avrebbero estirpato

Imperatief

  • jij roei uit
  • jullie roeit uit

Imperativo

  • tu estirpa
  • voi/Voi estirpate

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van uitroeien