Vervoeging van uitschenken

Onbepaalde wijs (infinitief): uitschenken

Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik schenk uit
    • jij schenkt uit
    • hij/zij/het schenkt uit
    • wij schenken uit
    • jullie schenken uit
    • zij schenken uit
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik schonk uit
    • jij schonk uit
    • hij/zij/het schonk uit
    • wij schonken uit
    • jullie schonken uit
    • zij schonken uit
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb uitgeschonken
    • jij hebt uitgeschonken
    • hij/zij/het heeft uitgeschonken
    • wij hebben uitgeschonken
    • jullie hebben uitgeschonken
    • zij hebben uitgeschonken
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had uitgeschonken
    • jij had uitgeschonken
    • hij/zij/het had uitgeschonken
    • wij hadden uitgeschonken
    • jullie hadden uitgeschonken
    • zij hadden uitgeschonken
  • Toekomende tijd I

    • ik zal uitschenken
    • jij zult uitschenken
    • hij/zij/het zal uitschenken
    • wij zullen uitschenken
    • jullie zullen uitschenken
    • zij zullen uitschenken
  • Toekomende tijd II

    • ik zal uitgeschonken hebben
    • jij zult uitgeschonken hebben
    • hij/zij/het zal uitgeschonken hebben
    • wij zullen uitgeschonken hebben
    • jullie zullen uitgeschonken hebben
    • zij zullen uitgeschonken hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou uitschenken
    • jij zou uitschenken
    • hij/zij/het zou uitschenken
    • wij zouden uitschenken
    • jullie zouden uitschenken
    • zij zouden uitschenken
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben uitgeschonken
    • jij zou hebben uitgeschonken
    • hij/zij/het zou hebben uitgeschonken
    • wij zouden hebben uitgeschonken
    • jullie zouden hebben uitgeschonken
    • zij zouden hebben uitgeschonken
  • Imperatief

    • jij schenk uit
    • jullie schenkt uit

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van uitschenken