Vervoeging van uitschrijven

Onbepaalde wijs (infinitief): uitschrijven

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik schrijf uit
  • jij schrijft uit
  • hij/zij/het schrijft uit
  • wij schrijven uit
  • jullie schrijven uit
  • zij schrijven uit

Indicativo presente

  • yo convoco
  • convocas
  • él/ella convoca
  • nosotros convocamos
  • vosotros convocáis
  • ellos/ellas convocan

Onvoltooid verleden tijd

  • ik schreef uit
  • jij schreef uit
  • hij/zij/het schreef uit
  • wij schreven uit
  • jullie schreven uit
  • zij schreven uit

Indefinido

  • yo convoqué
  • convocaste
  • él/ella convocó
  • nosotros convocamos
  • vosotros convocasteis
  • ellos/ellas convocaron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb uitgeschreven
  • jij hebt uitgeschreven
  • hij/zij/het heeft uitgeschreven
  • wij hebben uitgeschreven
  • jullie hebben uitgeschreven
  • zij hebben uitgeschreven

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he convocado
  • has convocado
  • él/ella ha convocado
  • nosotros hemos convocado
  • vosotros habéis convocado
  • ellos/ellas han convocado

Voltooid verleden tijd

  • ik had uitgeschreven
  • jij had uitgeschreven
  • hij/zij/het had uitgeschreven
  • wij hadden uitgeschreven
  • jullie hadden uitgeschreven
  • zij hadden uitgeschreven

Pluscuamperfecto

  • yo había convocado
  • habías convocado
  • él/ella había convocado
  • nosotros habíamos convocado
  • vosotros habíais convocado
  • ellos/ellas habían convocado

Toekomende tijd I

  • ik zal uitschrijven
  • jij zult uitschrijven
  • hij/zij/het zal uitschrijven
  • wij zullen uitschrijven
  • jullie zullen uitschrijven
  • zij zullen uitschrijven

Futuro I

  • yo convocaré
  • convocarás
  • él/ella convocará
  • nosotros convocaremos
  • vosotros convocaréis
  • ellos/ellas convocarán

Toekomende tijd II

  • ik zal uitgeschreven hebben
  • jij zult uitgeschreven hebben
  • hij/zij/het zal uitgeschreven hebben
  • wij zullen uitgeschreven hebben
  • jullie zullen uitgeschreven hebben
  • zij zullen uitgeschreven hebben

Futuro perfecto

  • yo habré convocado
  • habrás convocado
  • él/ella habrá convocado
  • nosotros habremos convocado
  • vosotros habréis convocado
  • ellos/ellas habrán convocado

Conditionalis I

  • ik zou uitschrijven
  • jij zou uitschrijven
  • hij/zij/het zou uitschrijven
  • wij zouden uitschrijven
  • jullie zouden uitschrijven
  • zij zouden uitschrijven

Condicional

  • yo convocaría
  • convocarías
  • él/ella convocaría
  • nosotros convocaríamos
  • vosotros convocaríais
  • ellos/ellas convocarían

Conditionalis II

  • ik zou hebben uitgeschreven
  • jij zou hebben uitgeschreven
  • hij/zij/het zou hebben uitgeschreven
  • wij zouden hebben uitgeschreven
  • jullie zouden hebben uitgeschreven
  • zij zouden hebben uitgeschreven

Condicional perfecto

  • yo habría convocado
  • habrías convocado
  • él/ella habría convocado
  • nosotros habríamos convocado
  • vosotros habríais convocado
  • ellos/ellas habrían convocado

Imperatief

  • jij schrijf uit
  • jullie schrijft uit

Imperativo presente

  • convoca
  • vosotros convocad

Verwijzingen

Bekijk 3 definitie(s) van uitschrijven