Vervoeging van uitstromen
Onbepaalde wijs (infinitief): uitstromen
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het stroomt uit
- zij stromen uit
Présent
- il/elle dégage
- ils/elles dégagent
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het stroomde uit
- zij stroomden uit
Indicatif imparfait
- il/elle dégageait
- ils/elles dégageaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft uitgestroomd
- zij hebben uitgestroomd
Indicatif passé composé
- il/elle a dégagé
- ils/elles ont dégagé
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had uitgestroomd
- zij hadden uitgestroomd
Indicatif plus-que-parfait
- il/elle avait dégagé
- ils/elles avaient dégagé
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal uitstromen
- zij zult uitstromen
Indicatif futur
- il/elle dégagera
- ils/elles dégageront
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal uitgestroomd hebben
- zij zult uitgestroomd hebben
Indicatif futur antérieur
- il/elle aura dégagé
- ils/elles auront dégagé
Conditionalis I
- hij/zij/het zal uitstromen
- zij zullen uitstromen
Conditionnel présent
- il/elle dégagerait
- ils/elles dégageraient
Conditionalis II
- hij/zij/het zal hebben uitgestroomd
- zij zullen hebben uitgestroomd
Conditionnel passé (1ère forme)
- il/elle aurait dégagé
- ils/elles auraient dégagé