Vervoeging van uittekenen

Onbepaalde wijs (infinitief): uittekenen

Vertaling: disegnare

Nederlands

Italiaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik teken uit
  • jij tekent uit
  • hij/zij/het tekent uit
  • wij tekenen uit
  • jullie tekenen uit
  • zij tekenen uit

Presente

  • io disegno
  • tu disegni
  • lui/lei/Lei disegna
  • noi disegnamo
  • voi/Voi disegnate
  • loro/Loro disegnano

Onvoltooid verleden tijd

  • ik tekende uit
  • jij tekende uit
  • hij/zij/het tekende uit
  • wij tekenden uit
  • jullie tekenden uit
  • zij tekenden uit

Imperfetto

  • io disegnavo
  • tu disegnavi
  • lui/lei/Lei disegnava
  • noi disegnavamo
  • voi/Voi disegnavate
  • loro/Loro disegnavano

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb uitgetekend
  • jij hebt uitgetekend
  • hij/zij/het heeft uitgetekend
  • wij hebben uitgetekend
  • jullie hebben uitgetekend
  • zij hebben uitgetekend

Passato prossimo

  • io ho disegnato
  • tu hai disegnato
  • lui/lei/Lei ha disegnato
  • noi abbiamo disegnato
  • voi/Voi avete disegnato
  • loro/Loro hanno disegnato

Voltooid verleden tijd

  • ik had uitgetekend
  • jij had uitgetekend
  • hij/zij/het had uitgetekend
  • wij hadden uitgetekend
  • jullie hadden uitgetekend
  • zij hadden uitgetekend

Trapassato prossimo

  • io avevo disegnato
  • tu avevi disegnato
  • lui/lei/Lei aveva disegnato
  • noi avevamo disegnato
  • voi/Voi avevate disegnato
  • loro/Loro avevano disegnato

Toekomende tijd I

  • ik zal uittekenen
  • jij zult uittekenen
  • hij/zij/het zal uittekenen
  • wij zullen uittekenen
  • jullie zullen uittekenen
  • zij zullen uittekenen

Futuro semplice

  • io disegnerò
  • tu disegnerai
  • lui/lei/Lei disegnerà
  • noi disegneremo
  • voi/Voi disegnerete
  • loro/Loro disegneranno

Toekomende tijd II

  • ik zal uitgetekend hebben
  • jij zult uitgetekend hebben
  • hij/zij/het zal uitgetekend hebben
  • wij zullen uitgetekend hebben
  • jullie zullen uitgetekend hebben
  • zij zullen uitgetekend hebben

Futuro anteriore

  • io avrò disegnato
  • tu avrai disegnato
  • lui/lei/Lei avrà disegnato
  • noi avremo disegnato
  • voi/Voi avrete disegnato
  • loro/Loro avranno disegnato

Conditionalis I

  • ik zou uittekenen
  • jij zou uittekenen
  • hij/zij/het zou uittekenen
  • wij zouden uittekenen
  • jullie zouden uittekenen
  • zij zouden uittekenen

Condizionale presente

  • io disegnerei
  • tu disegneresti
  • lui/lei/Lei disegnerebbe
  • noi disegneremmo
  • voi/Voi disegnereste
  • loro/Loro disegnerebbero

Conditionalis II

  • ik zou hebben uitgetekend
  • jij zou hebben uitgetekend
  • hij/zij/het zou hebben uitgetekend
  • wij zouden hebben uitgetekend
  • jullie zouden hebben uitgetekend
  • zij zouden hebben uitgetekend

Condizionale passato

  • io avrei disegnato
  • tu avresti disegnato
  • lui/lei/Lei avrebbe disegnato
  • noi avremmo disegnato
  • voi/Voi avreste disegnato
  • loro/Loro avrebbero disegnato

Imperatief

  • jij teken uit
  • jullie tekent uit

Imperativo

  • tu disegna
  • voi/Voi disegnate

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van uittekenen