Vervoeging van uitvagen
Onbepaalde wijs (infinitief): uitvagen
Er is helaas geen Duitse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik vaag uit
- jij vaagt uit
- hij/zij/het vaagt uit
- wij vagen uit
- jullie vagen uit
- zij vagen uit
Onvoltooid verleden tijd
- ik vaagde uit
- jij vaagde uit
- hij/zij/het vaagde uit
- wij vaagden uit
- jullie vaagden uit
- zij vaagden uit
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb uitgevaagd
- jij hebt uitgevaagd
- hij/zij/het heeft uitgevaagd
- wij hebben uitgevaagd
- jullie hebben uitgevaagd
- zij hebben uitgevaagd
Voltooid verleden tijd
- ik had uitgevaagd
- jij had uitgevaagd
- hij/zij/het had uitgevaagd
- wij hadden uitgevaagd
- jullie hadden uitgevaagd
- zij hadden uitgevaagd
Toekomende tijd I
- ik zal uitvagen
- jij zult uitvagen
- hij/zij/het zal uitvagen
- wij zullen uitvagen
- jullie zullen uitvagen
- zij zullen uitvagen
Toekomende tijd II
- ik zal uitgevaagd hebben
- jij zult uitgevaagd hebben
- hij/zij/het zal uitgevaagd hebben
- wij zullen uitgevaagd hebben
- jullie zullen uitgevaagd hebben
- zij zullen uitgevaagd hebben
Conditionalis I
- ik zou uitvagen
- jij zou uitvagen
- hij/zij/het zou uitvagen
- wij zouden uitvagen
- jullie zouden uitvagen
- zij zouden uitvagen
Conditionalis II
- ik zou hebben uitgevaagd
- jij zou hebben uitgevaagd
- hij/zij/het zou hebben uitgevaagd
- wij zouden hebben uitgevaagd
- jullie zouden hebben uitgevaagd
- zij zouden hebben uitgevaagd
Imperatief
- jij vaag uit
- jullie vaagt uit