Vervoeging van uitvallen
Onbepaalde wijs (infinitief): uitvallen
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik val uit
- jij valt uit
- hij/zij/het valt uit
- wij vallen uit
- jullie vallen uit
- zij vallen uit
Présent
- je renonce
- tu renonces
- il/elle renonce
- nous renonçons
- vous renoncez
- ils/elles renoncent
Onvoltooid verleden tijd
- ik viel uit
- jij viel uit
- hij/zij/het viel uit
- wij vielen uit
- jullie vielen uit
- zij vielen uit
Indicatif imparfait
- je renonçais
- tu renonçais
- il/elle renonçait
- nous renoncions
- vous renonciez
- ils/elles renonçaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik ben uitgevallen
- jij bent uitgevallen
- hij/zij/het is uitgevallen
- wij zijn uitgevallen
- jullie zijn uitgevallen
- zij zijn uitgevallen
Indicatif passé composé
- j'ai renoncé
- tu as renoncé
- il/elle a renoncé
- nous avons renoncé
- vous avez renoncé
- ils/elles ont renoncé
Voltooid verleden tijd
- ik was uitgevallen
- jij was uitgevallen
- hij/zij/het was uitgevallen
- wij waren uitgevallen
- jullie waren uitgevallen
- zij waren uitgevallen
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais renoncé
- tu avais renoncé
- il/elle avait renoncé
- nous avions renoncé
- vous aviez renoncé
- ils/elles avaient renoncé
Toekomende tijd I
- ik zal uitvallen
- jij zult uitvallen
- hij/zij/het zal uitvallen
- wij zullen uitvallen
- jullie zullen uitvallen
- zij zullen uitvallen
Indicatif futur
- je renoncerai
- tu renonceras
- il/elle renoncera
- nous renoncerons
- vous renoncerez
- ils/elles renonceront
Toekomende tijd II
- ik zal uitgevallen zijn
- jij zult uitgevallen zijn
- hij/zij/het zal uitgevallen zijn
- wij zullen uitgevallen zijn
- jullie zullen uitgevallen zijn
- zij zullen uitgevallen zijn
Indicatif futur antérieur
- j'aurai renoncé
- tu auras renoncé
- il/elle aura renoncé
- nous aurons renoncé
- vous aurez renoncé
- ils/elles auront renoncé
Conditionalis I
- ik zou uitvallen
- jij zou uitvallen
- hij/zij/het zou uitvallen
- wij zouden uitvallen
- jullie zouden uitvallen
- zij zouden uitvallen
Conditionnel présent
- je renoncerais
- tu renoncerais
- il/elle renoncerait
- nous renoncerions
- vous renonceriez
- ils/elles renonceraient
Conditionalis II
- ik zou zijn uitgevallen
- jij zou zijn uitgevallen
- hij/zij/het zou zijn uitgevallen
- wij zouden zijn uitgevallen
- jullie zouden zijn uitgevallen
- zij zouden zijn uitgevallen
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais renoncé
- tu aurais renoncé
- il/elle aurait renoncé
- nous aurions renoncé
- vous auriez renoncé
- ils/elles auraient renoncé
Imperatief
- jij val uit
- jullie valt uit
Impératif
- tu renonce
- vous renoncez