Vervoeging van vastbakken
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het bakt vast
- zij bakken vast
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het bakte vast
- zij bakten vast
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het is vastgebakken
- zij zijn vastgebakken
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het was vastgebakken
- zij waren vastgebakken
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal vastbakken
- zij zult vastbakken
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal vastgebakken zijn
- zij zult vastgebakken zijn
Conditionalis I
- hij/zij/het zal vastbakken
- zij zullen vastbakken
Conditionalis II
- hij/zij/het zal zijn vastgebakken
- zij zullen zijn vastgebakken