Vervoeging van vastgrijpen
Onbepaalde wijs (infinitief): vastgrijpen
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik grijp vast
- jij grijpt vast
- hij/zij/het grijpt vast
- wij grijpen vast
- jullie grijpen vast
- zij grijpen vast
Présent
- je saisis
- tu saisis
- il/elle saisit
- nous saisissons
- vous saisissez
- ils/elles saisissent
Onvoltooid verleden tijd
- ik greep vast
- jij greep vast
- hij/zij/het greep vast
- wij grepen vast
- jullie grepen vast
- zij grepen vast
Indicatif imparfait
- je saisissais
- tu saisissais
- il/elle saisissait
- nous saisissions
- vous saisissiez
- ils/elles saisissaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb vastgegrepen
- jij hebt vastgegrepen
- hij/zij/het heeft vastgegrepen
- wij hebben vastgegrepen
- jullie hebben vastgegrepen
- zij hebben vastgegrepen
Indicatif passé composé
- j'ai saisi
- tu as saisi
- il/elle a saisi
- nous avons saisi
- vous avez saisi
- ils/elles ont saisi
Voltooid verleden tijd
- ik had vastgegrepen
- jij had vastgegrepen
- hij/zij/het had vastgegrepen
- wij hadden vastgegrepen
- jullie hadden vastgegrepen
- zij hadden vastgegrepen
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais saisi
- tu avais saisi
- il/elle avait saisi
- nous avions saisi
- vous aviez saisi
- ils/elles avaient saisi
Toekomende tijd I
- ik zal vastgrijpen
- jij zult vastgrijpen
- hij/zij/het zal vastgrijpen
- wij zullen vastgrijpen
- jullie zullen vastgrijpen
- zij zullen vastgrijpen
Indicatif futur
- je saisirai
- tu saisiras
- il/elle saisira
- nous saisirons
- vous saisirez
- ils/elles saisiront
Toekomende tijd II
- ik zal vastgegrepen hebben
- jij zult vastgegrepen hebben
- hij/zij/het zal vastgegrepen hebben
- wij zullen vastgegrepen hebben
- jullie zullen vastgegrepen hebben
- zij zullen vastgegrepen hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai saisi
- tu auras saisi
- il/elle aura saisi
- nous aurons saisi
- vous aurez saisi
- ils/elles auront saisi
Conditionalis I
- ik zou vastgrijpen
- jij zou vastgrijpen
- hij/zij/het zou vastgrijpen
- wij zouden vastgrijpen
- jullie zouden vastgrijpen
- zij zouden vastgrijpen
Conditionnel présent
- je saisirais
- tu saisirais
- il/elle saisirait
- nous saisirions
- vous saisiriez
- ils/elles saisiraient
Conditionalis II
- ik zou hebben vastgegrepen
- jij zou hebben vastgegrepen
- hij/zij/het zou hebben vastgegrepen
- wij zouden hebben vastgegrepen
- jullie zouden hebben vastgegrepen
- zij zouden hebben vastgegrepen
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais saisi
- tu aurais saisi
- il/elle aurait saisi
- nous aurions saisi
- vous auriez saisi
- ils/elles auraient saisi
Imperatief
- jij grijp vast
- jullie grijpt vast
Impératif
- tu saisis
- vous saisissez