Vervoeging van vechten
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik vecht
- jij vecht
- hij/zij/het vecht
- wij vechten
- jullie vechten
- zij vechten
Indicativo presente
- yo batallo
- tú batallas
- él/ella batalla
- nosotros batallamos
- vosotros batalláis
- ellos/ellas batallan
Onvoltooid verleden tijd
- ik vocht
- jij vocht
- hij/zij/het vocht
- wij vochten
- jullie vochten
- zij vochten
Indefinido
- yo batallé
- tú batallaste
- él/ella batalló
- nosotros batallamos
- vosotros batallasteis
- ellos/ellas batallaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gevochten
- jij hebt gevochten
- hij/zij/het heeft gevochten
- wij hebben gevochten
- jullie hebben gevochten
- zij hebben gevochten
Pretérito perfecto compuesto
- yo he batallado
- tú has batallado
- él/ella ha batallado
- nosotros hemos batallado
- vosotros habéis batallado
- ellos/ellas han batallado
Voltooid verleden tijd
- ik had gevochten
- jij had gevochten
- hij/zij/het had gevochten
- wij hadden gevochten
- jullie hadden gevochten
- zij hadden gevochten
Pluscuamperfecto
- yo había batallado
- tú habías batallado
- él/ella había batallado
- nosotros habíamos batallado
- vosotros habíais batallado
- ellos/ellas habían batallado
Toekomende tijd I
- ik zal vechten
- jij zult vechten
- hij/zij/het zal vechten
- wij zullen vechten
- jullie zullen vechten
- zij zullen vechten
Futuro I
- yo batallaré
- tú batallarás
- él/ella batallará
- nosotros batallaremos
- vosotros batallaréis
- ellos/ellas batallarán
Toekomende tijd II
- ik zal gevochten hebben
- jij zult gevochten hebben
- hij/zij/het zal gevochten hebben
- wij zullen gevochten hebben
- jullie zullen gevochten hebben
- zij zullen gevochten hebben
Futuro perfecto
- yo habré batallado
- tú habrás batallado
- él/ella habrá batallado
- nosotros habremos batallado
- vosotros habréis batallado
- ellos/ellas habrán batallado
Conditionalis I
- ik zou vechten
- jij zou vechten
- hij/zij/het zou vechten
- wij zouden vechten
- jullie zouden vechten
- zij zouden vechten
Condicional
- yo batallaría
- tú batallarías
- él/ella batallaría
- nosotros batallaríamos
- vosotros batallaríais
- ellos/ellas batallarían
Conditionalis II
- ik zou hebben gevochten
- jij zou hebben gevochten
- hij/zij/het zou hebben gevochten
- wij zouden hebben gevochten
- jullie zouden hebben gevochten
- zij zouden hebben gevochten
Condicional perfecto
- yo habría batallado
- tú habrías batallado
- él/ella habría batallado
- nosotros habríamos batallado
- vosotros habríais batallado
- ellos/ellas habrían batallado
Imperatief
- jij vecht
- jullie vecht
Imperativo presente
- tú batalla
- vosotros batallad