Vervoeging van vegen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik veeg
    • jij veegt
    • hij/zij/het veegt
    • wij vegen
    • jullie vegen
    • zij vegen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik veegde
    • jij veegde
    • hij/zij/het veegde
    • wij veegden
    • jullie veegden
    • zij veegden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb geveegd
    • jij hebt geveegd
    • hij/zij/het heeft geveegd
    • wij hebben geveegd
    • jullie hebben geveegd
    • zij hebben geveegd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had geveegd
    • jij had geveegd
    • hij/zij/het had geveegd
    • wij hadden geveegd
    • jullie hadden geveegd
    • zij hadden geveegd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal vegen
    • jij zult vegen
    • hij/zij/het zal vegen
    • wij zullen vegen
    • jullie zullen vegen
    • zij zullen vegen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal geveegd hebben
    • jij zult geveegd hebben
    • hij/zij/het zal geveegd hebben
    • wij zullen geveegd hebben
    • jullie zullen geveegd hebben
    • zij zullen geveegd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou vegen
    • jij zou vegen
    • hij/zij/het zou vegen
    • wij zouden vegen
    • jullie zouden vegen
    • zij zouden vegen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben geveegd
    • jij zou hebben geveegd
    • hij/zij/het zou hebben geveegd
    • wij zouden hebben geveegd
    • jullie zouden hebben geveegd
    • zij zouden hebben geveegd
  • Imperatief

    • jij veeg
    • jullie veegt

Verwijzingen

Bekijk 3 definitie(s) van vegen