Vervoeging van velen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik veel
    • jij veelt
    • hij/zij/het veelt
    • wij velen
    • jullie velen
    • zij velen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik veelde
    • jij veelde
    • hij/zij/het veelde
    • wij veelden
    • jullie veelden
    • zij veelden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb geveeld
    • jij hebt geveeld
    • hij/zij/het heeft geveeld
    • wij hebben geveeld
    • jullie hebben geveeld
    • zij hebben geveeld
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had geveeld
    • jij had geveeld
    • hij/zij/het had geveeld
    • wij hadden geveeld
    • jullie hadden geveeld
    • zij hadden geveeld
  • Toekomende tijd I

    • ik zal velen
    • jij zult velen
    • hij/zij/het zal velen
    • wij zullen velen
    • jullie zullen velen
    • zij zullen velen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal geveeld hebben
    • jij zult geveeld hebben
    • hij/zij/het zal geveeld hebben
    • wij zullen geveeld hebben
    • jullie zullen geveeld hebben
    • zij zullen geveeld hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou velen
    • jij zou velen
    • hij/zij/het zou velen
    • wij zouden velen
    • jullie zouden velen
    • zij zouden velen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben geveeld
    • jij zou hebben geveeld
    • hij/zij/het zou hebben geveeld
    • wij zouden hebben geveeld
    • jullie zouden hebben geveeld
    • zij zouden hebben geveeld
  • Imperatief

    • jij veel
    • jullie veelt