Vervoeging van vellen
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik vel
- jij velt
- hij/zij/het velt
- wij vellen
- jullie vellen
- zij vellen
Presente
- io abbasso
- tu abbassi
- lui/lei/Lei abbassa
- noi abbassiamo
- voi/Voi abbassate
- loro/Loro abbassano
Onvoltooid verleden tijd
- ik velde
- jij velde
- hij/zij/het velde
- wij velden
- jullie velden
- zij velden
Imperfetto
- io abbassavo
- tu abbassavi
- lui/lei/Lei abbassava
- noi abbassavamo
- voi/Voi abbassavate
- loro/Loro abbassavano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geveld
- jij hebt geveld
- hij/zij/het heeft geveld
- wij hebben geveld
- jullie hebben geveld
- zij hebben geveld
Passato prossimo
- io ho abbassato
- tu hai abbassato
- lui/lei/Lei ha abbassato
- noi abbiamo abbassato
- voi/Voi avete abbassato
- loro/Loro hanno abbassato
Voltooid verleden tijd
- ik had geveld
- jij had geveld
- hij/zij/het had geveld
- wij hadden geveld
- jullie hadden geveld
- zij hadden geveld
Trapassato prossimo
- io avevo abbassato
- tu avevi abbassato
- lui/lei/Lei aveva abbassato
- noi avevamo abbassato
- voi/Voi avevate abbassato
- loro/Loro avevano abbassato
Toekomende tijd I
- ik zal vellen
- jij zult vellen
- hij/zij/het zal vellen
- wij zullen vellen
- jullie zullen vellen
- zij zullen vellen
Futuro semplice
- io abbasserò
- tu abbasserai
- lui/lei/Lei abbasserà
- noi abbasseremo
- voi/Voi abbasserete
- loro/Loro abbasseranno
Toekomende tijd II
- ik zal geveld hebben
- jij zult geveld hebben
- hij/zij/het zal geveld hebben
- wij zullen geveld hebben
- jullie zullen geveld hebben
- zij zullen geveld hebben
Futuro anteriore
- io avrò abbassato
- tu avrai abbassato
- lui/lei/Lei avrà abbassato
- noi avremo abbassato
- voi/Voi avrete abbassato
- loro/Loro avranno abbassato
Conditionalis I
- ik zou vellen
- jij zou vellen
- hij/zij/het zou vellen
- wij zouden vellen
- jullie zouden vellen
- zij zouden vellen
Condizionale presente
- io abbasserei
- tu abbasseresti
- lui/lei/Lei abbasserebbe
- noi abbasseremmo
- voi/Voi abbassereste
- loro/Loro abbasserebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben geveld
- jij zou hebben geveld
- hij/zij/het zou hebben geveld
- wij zouden hebben geveld
- jullie zouden hebben geveld
- zij zouden hebben geveld
Condizionale passato
- io avrei abbassato
- tu avresti abbassato
- lui/lei/Lei avrebbe abbassato
- noi avremmo abbassato
- voi/Voi avreste abbassato
- loro/Loro avrebbero abbassato
Imperatief
- jij vel
- jullie velt
Imperativo
- tu abbassa
- voi/Voi abbassate