Vervoeging van verantwoorden

Onbepaalde wijs (infinitief): verantwoorden

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik verantwoord
    • jij verantwoordt
    • hij/zij/het verantwoordt
    • wij verantwoorden
    • jullie verantwoorden
    • zij verantwoorden
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik verantwoordde
    • jij verantwoordde
    • hij/zij/het verantwoordde
    • wij verantwoordden
    • jullie verantwoordden
    • zij verantwoordden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb verantwoord
    • jij hebt verantwoord
    • hij/zij/het heeft verantwoord
    • wij hebben verantwoord
    • jullie hebben verantwoord
    • zij hebben verantwoord
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had verantwoord
    • jij had verantwoord
    • hij/zij/het had verantwoord
    • wij hadden verantwoord
    • jullie hadden verantwoord
    • zij hadden verantwoord
  • Toekomende tijd I

    • ik zal verantwoorden
    • jij zult verantwoorden
    • hij/zij/het zal verantwoorden
    • wij zullen verantwoorden
    • jullie zullen verantwoorden
    • zij zullen verantwoorden
  • Toekomende tijd II

    • ik zal verantwoord hebben
    • jij zult verantwoord hebben
    • hij/zij/het zal verantwoord hebben
    • wij zullen verantwoord hebben
    • jullie zullen verantwoord hebben
    • zij zullen verantwoord hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou verantwoorden
    • jij zou verantwoorden
    • hij/zij/het zou verantwoorden
    • wij zouden verantwoorden
    • jullie zouden verantwoorden
    • zij zouden verantwoorden
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben verantwoord
    • jij zou hebben verantwoord
    • hij/zij/het zou hebben verantwoord
    • wij zouden hebben verantwoord
    • jullie zouden hebben verantwoord
    • zij zouden hebben verantwoord
  • Imperatief

    • jij verantwoord
    • jullie verantwoordt

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van verantwoorden