Vervoeging van verarmen
Onbepaalde wijs (infinitief): verarmen
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik verarm
- jij verarmt
- hij/zij/het verarmt
- wij verarmen
- jullie verarmen
- zij verarmen
Präsens Indikativ
- ich verarme
- du verarmst
- er/sie/es verarmt
- wir verarmen
- ihr verarmt
- sie verarmen
Onvoltooid verleden tijd
- ik verarmde
- jij verarmde
- hij/zij/het verarmde
- wij verarmden
- jullie verarmden
- zij verarmden
Präteritum Indikativ
- ich verarmte
- du verarmtest
- er/sie/es verarmte
- wir verarmten
- ihr verarmtet
- sie verarmten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb verarmd
- jij hebt verarmd
- hij/zij/het heeft verarmd
- wij hebben verarmd
- jullie hebben verarmd
- zij hebben verarmd
Perfekt Indikativ
- ich bin verarmt
- du bist verarmt
- er/sie/es ist verarmt
- wir sind verarmt
- ihr seid verarmt
- sie sind verarmt
Voltooid verleden tijd
- ik had verarmd
- jij had verarmd
- hij/zij/het had verarmd
- wij hadden verarmd
- jullie hadden verarmd
- zij hadden verarmd
Plusquamperfekt Indikativ
- ich war verarmt
- du warst verarmt
- er/sie/es war verarmt
- wir waren verarmt
- ihr wart verarmt
- sie waren verarmt
Toekomende tijd I
- ik zal verarmen
- jij zult verarmen
- hij/zij/het zal verarmen
- wij zullen verarmen
- jullie zullen verarmen
- zij zullen verarmen
Futur I Indikativ
- ich werde verarmen
- du wirst verarmen
- er/sie/es wird verarmen
- wir werden verarmen
- ihr werdet verarmen
- sie werden verarmen
Toekomende tijd II
- ik zal verarmd hebben
- jij zult verarmd hebben
- hij/zij/het zal verarmd hebben
- wij zullen verarmd hebben
- jullie zullen verarmd hebben
- zij zullen verarmd hebben
Futur II Indikativ
- ich werde verarmt sein
- du wirst verarmt sein
- er/sie/es wird verarmt sein
- wir werden verarmt sein
- ihr werdet verarmt sein
- sie werden verarmt sein
Conditionalis I
- ik zou verarmen
- jij zou verarmen
- hij/zij/het zou verarmen
- wij zouden verarmen
- jullie zouden verarmen
- zij zouden verarmen
Futur I Konjunktiv II
- ich würde verarmen
- du würdest verarmen
- er/sie/es würde verarmen
- wir würden verarmen
- ihr würdet verarmen
- sie würden verarmen
Conditionalis II
- ik zou hebben verarmd
- jij zou hebben verarmd
- hij/zij/het zou hebben verarmd
- wij zouden hebben verarmd
- jullie zouden hebben verarmd
- zij zouden hebben verarmd
Futur II Konjunktiv II
- ich würde verarmt sein
- du würdest verarmt sein
- er/sie/es würde verarmt sein
- wir würden verarmt sein
- ihr würdet verarmt sein
- sie würden verarmt sein
Imperatief
- jij verarm
- jullie verarmt
Imperativ
- du verarm(e)
- ihr verarmt