Vervoeging van verbloemen

Onbepaalde wijs (infinitief): verbloemen

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik verbloem
  • jij verbloemt
  • hij/zij/het verbloemt
  • wij verbloemen
  • jullie verbloemen
  • zij verbloemen

Indicativo presente

  • yo palio
  • palias
  • él/ella palia
  • nosotros paliamos
  • vosotros paliáis
  • ellos/ellas palian

Onvoltooid verleden tijd

  • ik verbloemde
  • jij verbloemde
  • hij/zij/het verbloemde
  • wij verbloemden
  • jullie verbloemden
  • zij verbloemden

Indefinido

  • yo palié
  • paliaste
  • él/ella palió
  • nosotros paliamos
  • vosotros paliasteis
  • ellos/ellas paliaron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb verbloemd
  • jij hebt verbloemd
  • hij/zij/het heeft verbloemd
  • wij hebben verbloemd
  • jullie hebben verbloemd
  • zij hebben verbloemd

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he paliado
  • has paliado
  • él/ella ha paliado
  • nosotros hemos paliado
  • vosotros habéis paliado
  • ellos/ellas han paliado

Voltooid verleden tijd

  • ik had verbloemd
  • jij had verbloemd
  • hij/zij/het had verbloemd
  • wij hadden verbloemd
  • jullie hadden verbloemd
  • zij hadden verbloemd

Pluscuamperfecto

  • yo había paliado
  • habías paliado
  • él/ella había paliado
  • nosotros habíamos paliado
  • vosotros habíais paliado
  • ellos/ellas habían paliado

Toekomende tijd I

  • ik zal verbloemen
  • jij zult verbloemen
  • hij/zij/het zal verbloemen
  • wij zullen verbloemen
  • jullie zullen verbloemen
  • zij zullen verbloemen

Futuro I

  • yo paliaré
  • paliarás
  • él/ella paliará
  • nosotros paliaremos
  • vosotros paliaréis
  • ellos/ellas paliarán

Toekomende tijd II

  • ik zal verbloemd hebben
  • jij zult verbloemd hebben
  • hij/zij/het zal verbloemd hebben
  • wij zullen verbloemd hebben
  • jullie zullen verbloemd hebben
  • zij zullen verbloemd hebben

Futuro perfecto

  • yo habré paliado
  • habrás paliado
  • él/ella habrá paliado
  • nosotros habremos paliado
  • vosotros habréis paliado
  • ellos/ellas habrán paliado

Conditionalis I

  • ik zou verbloemen
  • jij zou verbloemen
  • hij/zij/het zou verbloemen
  • wij zouden verbloemen
  • jullie zouden verbloemen
  • zij zouden verbloemen

Condicional

  • yo paliaría
  • paliarías
  • él/ella paliaría
  • nosotros paliaríamos
  • vosotros paliaríais
  • ellos/ellas paliarían

Conditionalis II

  • ik zou hebben verbloemd
  • jij zou hebben verbloemd
  • hij/zij/het zou hebben verbloemd
  • wij zouden hebben verbloemd
  • jullie zouden hebben verbloemd
  • zij zouden hebben verbloemd

Condicional perfecto

  • yo habría paliado
  • habrías paliado
  • él/ella habría paliado
  • nosotros habríamos paliado
  • vosotros habríais paliado
  • ellos/ellas habrían paliado

Imperatief

  • jij verbloem
  • jullie verbloemt

Imperativo presente

  • palia
  • vosotros paliad