Vervoeging van verdunnen
Onbepaalde wijs (infinitief): verdunnen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik verdun
- jij verdunt
- hij/zij/het verdunt
- wij verdunnen
- jullie verdunnen
- zij verdunnen
Indicativo presente
- yo diluyo
- tú diluyes
- él/ella diluye
- nosotros diluimos
- vosotros diluís
- ellos/ellas diluyen
Onvoltooid verleden tijd
- ik verdunde
- jij verdunde
- hij/zij/het verdunde
- wij verdunden
- jullie verdunden
- zij verdunden
Indefinido
- yo diluí
- tú diluiste
- él/ella diluyó
- nosotros diluimos
- vosotros diluisteis
- ellos/ellas diluyeron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb verdund
- jij hebt verdund
- hij/zij/het heeft verdund
- wij hebben verdund
- jullie hebben verdund
- zij hebben verdund
Pretérito perfecto compuesto
- yo he diluido
- tú has diluido
- él/ella ha diluido
- nosotros hemos diluido
- vosotros habéis diluido
- ellos/ellas han diluido
Voltooid verleden tijd
- ik had verdund
- jij had verdund
- hij/zij/het had verdund
- wij hadden verdund
- jullie hadden verdund
- zij hadden verdund
Pluscuamperfecto
- yo había diluido
- tú habías diluido
- él/ella había diluido
- nosotros habíamos diluido
- vosotros habíais diluido
- ellos/ellas habían diluido
Toekomende tijd I
- ik zal verdunnen
- jij zult verdunnen
- hij/zij/het zal verdunnen
- wij zullen verdunnen
- jullie zullen verdunnen
- zij zullen verdunnen
Futuro I
- yo diluiré
- tú diluirás
- él/ella diluirá
- nosotros diluiremos
- vosotros diluiréis
- ellos/ellas diluirán
Toekomende tijd II
- ik zal verdund hebben
- jij zult verdund hebben
- hij/zij/het zal verdund hebben
- wij zullen verdund hebben
- jullie zullen verdund hebben
- zij zullen verdund hebben
Futuro perfecto
- yo habré diluido
- tú habrás diluido
- él/ella habrá diluido
- nosotros habremos diluido
- vosotros habréis diluido
- ellos/ellas habrán diluido
Conditionalis I
- ik zou verdunnen
- jij zou verdunnen
- hij/zij/het zou verdunnen
- wij zouden verdunnen
- jullie zouden verdunnen
- zij zouden verdunnen
Condicional
- yo diluiría
- tú diluirías
- él/ella diluiría
- nosotros diluiríamos
- vosotros diluiríais
- ellos/ellas diluirían
Conditionalis II
- ik zou hebben verdund
- jij zou hebben verdund
- hij/zij/het zou hebben verdund
- wij zouden hebben verdund
- jullie zouden hebben verdund
- zij zouden hebben verdund
Condicional perfecto
- yo habría diluido
- tú habrías diluido
- él/ella habría diluido
- nosotros habríamos diluido
- vosotros habríais diluido
- ellos/ellas habrían diluido
Imperatief
- jij verdun
- jullie verdunt
Imperativo presente
- tú diluye
- vosotros diluid