Vervoeging van vereenzelvigen

Onbepaalde wijs (infinitief): vereenzelvigen

Nederlands

Frans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik vereenzelvig
  • jij vereenzelvigt
  • hij/zij/het vereenzelvigt
  • wij vereenzelvigen
  • jullie vereenzelvigen
  • zij vereenzelvigen

Présent

  • j'identifie
  • tu identifies
  • il/elle identifie
  • nous identifions
  • vous identifiez
  • ils/elles identifient

Onvoltooid verleden tijd

  • ik vereenzelvigde
  • jij vereenzelvigde
  • hij/zij/het vereenzelvigde
  • wij vereenzelvigden
  • jullie vereenzelvigden
  • zij vereenzelvigden

Indicatif imparfait

  • j'identifiais
  • tu identifiais
  • il/elle identifiait
  • nous identifiions
  • vous identifiiez
  • ils/elles identifiaient

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb vereenzelvigd
  • jij hebt vereenzelvigd
  • hij/zij/het heeft vereenzelvigd
  • wij hebben vereenzelvigd
  • jullie hebben vereenzelvigd
  • zij hebben vereenzelvigd

Indicatif passé composé

  • j'ai identifié
  • tu as identifié
  • il/elle a identifié
  • nous avons identifié
  • vous avez identifié
  • ils/elles ont identifié

Voltooid verleden tijd

  • ik had vereenzelvigd
  • jij had vereenzelvigd
  • hij/zij/het had vereenzelvigd
  • wij hadden vereenzelvigd
  • jullie hadden vereenzelvigd
  • zij hadden vereenzelvigd

Indicatif plus-que-parfait

  • j'avais identifié
  • tu avais identifié
  • il/elle avait identifié
  • nous avions identifié
  • vous aviez identifié
  • ils/elles avaient identifié

Toekomende tijd I

  • ik zal vereenzelvigen
  • jij zult vereenzelvigen
  • hij/zij/het zal vereenzelvigen
  • wij zullen vereenzelvigen
  • jullie zullen vereenzelvigen
  • zij zullen vereenzelvigen

Indicatif futur

  • j'identifierai
  • tu identifieras
  • il/elle identifiera
  • nous identifierons
  • vous identifierez
  • ils/elles identifieront

Toekomende tijd II

  • ik zal vereenzelvigd hebben
  • jij zult vereenzelvigd hebben
  • hij/zij/het zal vereenzelvigd hebben
  • wij zullen vereenzelvigd hebben
  • jullie zullen vereenzelvigd hebben
  • zij zullen vereenzelvigd hebben

Indicatif futur antérieur

  • j'aurai identifié
  • tu auras identifié
  • il/elle aura identifié
  • nous aurons identifié
  • vous aurez identifié
  • ils/elles auront identifié

Conditionalis I

  • ik zou vereenzelvigen
  • jij zou vereenzelvigen
  • hij/zij/het zou vereenzelvigen
  • wij zouden vereenzelvigen
  • jullie zouden vereenzelvigen
  • zij zouden vereenzelvigen

Conditionnel présent

  • j'identifierais
  • tu identifierais
  • il/elle identifierait
  • nous identifierions
  • vous identifieriez
  • ils/elles identifieraient

Conditionalis II

  • ik zou hebben vereenzelvigd
  • jij zou hebben vereenzelvigd
  • hij/zij/het zou hebben vereenzelvigd
  • wij zouden hebben vereenzelvigd
  • jullie zouden hebben vereenzelvigd
  • zij zouden hebben vereenzelvigd

Conditionnel passé (1ère forme)

  • j'aurais identifié
  • tu aurais identifié
  • il/elle aurait identifié
  • nous aurions identifié
  • vous auriez identifié
  • ils/elles auraient identifié

Imperatief

  • jij vereenzelvig
  • jullie vereenzelvigt

Impératif

  • tu identifie
  • vous identifiez

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van vereenzelvigen