Vervoeging van verergeren

Onbepaalde wijs (infinitief): verergeren

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • hij/zij/het verergert
    • zij verergeren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • hij/zij/het verergerde
    • zij verergerden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • hij/zij/het heeft verergerd
    • zij hebben verergerd
  • Voltooid verleden tijd

    • hij/zij/het had verergerd
    • zij hadden verergerd
  • Toekomende tijd I

    • hij/zij/het zal verergeren
    • zij zult verergeren
  • Toekomende tijd II

    • hij/zij/het zal verergerd hebben
    • zij zult verergerd hebben
  • Conditionalis I

    • hij/zij/het zal verergeren
    • zij zullen verergeren
  • Conditionalis II

    • hij/zij/het zal hebben verergerd
    • zij zullen hebben verergerd

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van verergeren