Vervoeging van verergeren
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het verergert
- zij verergeren
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het verergerde
- zij verergerden
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft verergerd
- zij hebben verergerd
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had verergerd
- zij hadden verergerd
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal verergeren
- zij zult verergeren
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal verergerd hebben
- zij zult verergerd hebben
Conditionalis I
- hij/zij/het zal verergeren
- zij zullen verergeren
Conditionalis II
- hij/zij/het zal hebben verergerd
- zij zullen hebben verergerd