Vervoeging van verfilmen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik verfilm
- jij verfilmt
- hij/zij/het verfilmt
- wij verfilmen
- jullie verfilmen
- zij verfilmen
Onvoltooid verleden tijd
- ik verfilmde
- jij verfilmde
- hij/zij/het verfilmde
- wij verfilmden
- jullie verfilmden
- zij verfilmden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb verfilmd
- jij hebt verfilmd
- hij/zij/het heeft verfilmd
- wij hebben verfilmd
- jullie hebben verfilmd
- zij hebben verfilmd
Voltooid verleden tijd
- ik had verfilmd
- jij had verfilmd
- hij/zij/het had verfilmd
- wij hadden verfilmd
- jullie hadden verfilmd
- zij hadden verfilmd
Toekomende tijd I
- ik zal verfilmen
- jij zult verfilmen
- hij/zij/het zal verfilmen
- wij zullen verfilmen
- jullie zullen verfilmen
- zij zullen verfilmen
Toekomende tijd II
- ik zal verfilmd hebben
- jij zult verfilmd hebben
- hij/zij/het zal verfilmd hebben
- wij zullen verfilmd hebben
- jullie zullen verfilmd hebben
- zij zullen verfilmd hebben
Conditionalis I
- ik zou verfilmen
- jij zou verfilmen
- hij/zij/het zou verfilmen
- wij zouden verfilmen
- jullie zouden verfilmen
- zij zouden verfilmen
Conditionalis II
- ik zou hebben verfilmd
- jij zou hebben verfilmd
- hij/zij/het zou hebben verfilmd
- wij zouden hebben verfilmd
- jullie zouden hebben verfilmd
- zij zouden hebben verfilmd
Imperatief
- jij verfilm
- jullie verfilmt