Vervoeging van verflensen

Onbepaalde wijs (infinitief): verflensen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik verflens
    • jij verflenst
    • hij/zij/het verflenst
    • wij verflensen
    • jullie verflensen
    • zij verflensen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik verflenste
    • jij verflenste
    • hij/zij/het verflenste
    • wij verflensten
    • jullie verflensten
    • zij verflensten
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik ben verflenst
    • jij bent verflenst
    • hij/zij/het is verflenst
    • wij zijn verflenst
    • jullie zijn verflenst
    • zij zijn verflenst
  • Voltooid verleden tijd

    • ik was verflenst
    • jij was verflenst
    • hij/zij/het was verflenst
    • wij waren verflenst
    • jullie waren verflenst
    • zij waren verflenst
  • Toekomende tijd I

    • ik zal verflensen
    • jij zult verflensen
    • hij/zij/het zal verflensen
    • wij zullen verflensen
    • jullie zullen verflensen
    • zij zullen verflensen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal verflenst zijn
    • jij zult verflenst zijn
    • hij/zij/het zal verflenst zijn
    • wij zullen verflenst zijn
    • jullie zullen verflenst zijn
    • zij zullen verflenst zijn
  • Conditionalis I

    • ik zou verflensen
    • jij zou verflensen
    • hij/zij/het zou verflensen
    • wij zouden verflensen
    • jullie zouden verflensen
    • zij zouden verflensen
  • Conditionalis II

    • ik zou zijn verflenst
    • jij zou zijn verflenst
    • hij/zij/het zou zijn verflenst
    • wij zouden zijn verflenst
    • jullie zouden zijn verflenst
    • zij zouden zijn verflenst
  • Imperatief

    • jij verflens
    • jullie verflenst

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van verflensen