Vervoeging van verfrissen

Onbepaalde wijs (infinitief): verfrissen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik verfris
    • jij verfrist
    • hij/zij/het verfrist
    • wij verfrissen
    • jullie verfrissen
    • zij verfrissen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik verfriste
    • jij verfriste
    • hij/zij/het verfriste
    • wij verfristen
    • jullie verfristen
    • zij verfristen
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb verfrist
    • jij hebt verfrist
    • hij/zij/het heeft verfrist
    • wij hebben verfrist
    • jullie hebben verfrist
    • zij hebben verfrist
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had verfrist
    • jij had verfrist
    • hij/zij/het had verfrist
    • wij hadden verfrist
    • jullie hadden verfrist
    • zij hadden verfrist
  • Toekomende tijd I

    • ik zal verfrissen
    • jij zult verfrissen
    • hij/zij/het zal verfrissen
    • wij zullen verfrissen
    • jullie zullen verfrissen
    • zij zullen verfrissen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal verfrist hebben
    • jij zult verfrist hebben
    • hij/zij/het zal verfrist hebben
    • wij zullen verfrist hebben
    • jullie zullen verfrist hebben
    • zij zullen verfrist hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou verfrissen
    • jij zou verfrissen
    • hij/zij/het zou verfrissen
    • wij zouden verfrissen
    • jullie zouden verfrissen
    • zij zouden verfrissen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben verfrist
    • jij zou hebben verfrist
    • hij/zij/het zou hebben verfrist
    • wij zouden hebben verfrist
    • jullie zouden hebben verfrist
    • zij zouden hebben verfrist
  • Imperatief

    • jij verfris
    • jullie verfrist