Vervoeging van vergassen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik vergas
- jij vergast
- hij/zij/het vergast
- wij vergassen
- jullie vergassen
- zij vergassen
Onvoltooid verleden tijd
- ik vergaste
- jij vergaste
- hij/zij/het vergaste
- wij vergasten
- jullie vergasten
- zij vergasten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb vergast
- jij hebt vergast
- hij/zij/het heeft vergast
- wij hebben vergast
- jullie hebben vergast
- zij hebben vergast
Voltooid verleden tijd
- ik had vergast
- jij had vergast
- hij/zij/het had vergast
- wij hadden vergast
- jullie hadden vergast
- zij hadden vergast
Toekomende tijd I
- ik zal vergassen
- jij zult vergassen
- hij/zij/het zal vergassen
- wij zullen vergassen
- jullie zullen vergassen
- zij zullen vergassen
Toekomende tijd II
- ik zal vergast hebben
- jij zult vergast hebben
- hij/zij/het zal vergast hebben
- wij zullen vergast hebben
- jullie zullen vergast hebben
- zij zullen vergast hebben
Conditionalis I
- ik zou vergassen
- jij zou vergassen
- hij/zij/het zou vergassen
- wij zouden vergassen
- jullie zouden vergassen
- zij zouden vergassen
Conditionalis II
- ik zou hebben vergast
- jij zou hebben vergast
- hij/zij/het zou hebben vergast
- wij zouden hebben vergast
- jullie zouden hebben vergast
- zij zouden hebben vergast
Imperatief
- jij vergas
- jullie vergast