Vervoeging van vergissen
Onbepaalde wijs (infinitief): vergissen
Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik vergis
- jij vergist
- hij/zij/het vergist
- wij vergissen
- jullie vergissen
- zij vergissen
Onvoltooid verleden tijd
- ik vergiste
- jij vergiste
- hij/zij/het vergiste
- wij vergisten
- jullie vergisten
- zij vergisten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb vergist
- jij hebt vergist
- hij/zij/het heeft vergist
- wij hebben vergist
- jullie hebben vergist
- zij hebben vergist
Voltooid verleden tijd
- ik had vergist
- jij had vergist
- hij/zij/het had vergist
- wij hadden vergist
- jullie hadden vergist
- zij hadden vergist
Toekomende tijd I
- ik zal vergissen
- jij zult vergissen
- hij/zij/het zal vergissen
- wij zullen vergissen
- jullie zullen vergissen
- zij zullen vergissen
Toekomende tijd II
- ik zal vergist hebben
- jij zult vergist hebben
- hij/zij/het zal vergist hebben
- wij zullen vergist hebben
- jullie zullen vergist hebben
- zij zullen vergist hebben
Conditionalis I
- ik zou vergissen
- jij zou vergissen
- hij/zij/het zou vergissen
- wij zouden vergissen
- jullie zouden vergissen
- zij zouden vergissen
Conditionalis II
- ik zou hebben vergist
- jij zou hebben vergist
- hij/zij/het zou hebben vergist
- wij zouden hebben vergist
- jullie zouden hebben vergist
- zij zouden hebben vergist
Imperatief
- jij vergis
- jullie vergist