Vervoeging van vergulden

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik verguld
    • jij verguldt
    • hij/zij/het verguldt
    • wij vergulden
    • jullie vergulden
    • zij vergulden
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik verguldde
    • jij verguldde
    • hij/zij/het verguldde
    • wij verguldden
    • jullie verguldden
    • zij verguldden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb verguld
    • jij hebt verguld
    • hij/zij/het heeft verguld
    • wij hebben verguld
    • jullie hebben verguld
    • zij hebben verguld
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had verguld
    • jij had verguld
    • hij/zij/het had verguld
    • wij hadden verguld
    • jullie hadden verguld
    • zij hadden verguld
  • Toekomende tijd I

    • ik zal vergulden
    • jij zult vergulden
    • hij/zij/het zal vergulden
    • wij zullen vergulden
    • jullie zullen vergulden
    • zij zullen vergulden
  • Toekomende tijd II

    • ik zal verguld hebben
    • jij zult verguld hebben
    • hij/zij/het zal verguld hebben
    • wij zullen verguld hebben
    • jullie zullen verguld hebben
    • zij zullen verguld hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou vergulden
    • jij zou vergulden
    • hij/zij/het zou vergulden
    • wij zouden vergulden
    • jullie zouden vergulden
    • zij zouden vergulden
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben verguld
    • jij zou hebben verguld
    • hij/zij/het zou hebben verguld
    • wij zouden hebben verguld
    • jullie zouden hebben verguld
    • zij zouden hebben verguld
  • Imperatief

    • jij verguld
    • jullie verguldt

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van vergulden