Vervoeging van verhitten

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik verhit
  • jij verhit
  • hij/zij/het verhit
  • wij verhitten
  • jullie verhitten
  • zij verhitten

Indicativo presente

  • yo excito
  • excitas
  • él/ella excita
  • nosotros excitamos
  • vosotros excitáis
  • ellos/ellas excitan

Onvoltooid verleden tijd

  • ik verhitte
  • jij verhitte
  • hij/zij/het verhitte
  • wij verhitten
  • jullie verhitten
  • zij verhitten

Indefinido

  • yo excité
  • excitaste
  • él/ella excitó
  • nosotros excitamos
  • vosotros excitasteis
  • ellos/ellas excitaron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb verhit
  • jij hebt verhit
  • hij/zij/het heeft verhit
  • wij hebben verhit
  • jullie hebben verhit
  • zij hebben verhit

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he excitado
  • has excitado
  • él/ella ha excitado
  • nosotros hemos excitado
  • vosotros habéis excitado
  • ellos/ellas han excitado

Voltooid verleden tijd

  • ik had verhit
  • jij had verhit
  • hij/zij/het had verhit
  • wij hadden verhit
  • jullie hadden verhit
  • zij hadden verhit

Pluscuamperfecto

  • yo había excitado
  • habías excitado
  • él/ella había excitado
  • nosotros habíamos excitado
  • vosotros habíais excitado
  • ellos/ellas habían excitado

Toekomende tijd I

  • ik zal verhitten
  • jij zult verhitten
  • hij/zij/het zal verhitten
  • wij zullen verhitten
  • jullie zullen verhitten
  • zij zullen verhitten

Futuro I

  • yo excitaré
  • excitarás
  • él/ella excitará
  • nosotros excitaremos
  • vosotros excitaréis
  • ellos/ellas excitarán

Toekomende tijd II

  • ik zal verhit hebben
  • jij zult verhit hebben
  • hij/zij/het zal verhit hebben
  • wij zullen verhit hebben
  • jullie zullen verhit hebben
  • zij zullen verhit hebben

Futuro perfecto

  • yo habré excitado
  • habrás excitado
  • él/ella habrá excitado
  • nosotros habremos excitado
  • vosotros habréis excitado
  • ellos/ellas habrán excitado

Conditionalis I

  • ik zou verhitten
  • jij zou verhitten
  • hij/zij/het zou verhitten
  • wij zouden verhitten
  • jullie zouden verhitten
  • zij zouden verhitten

Condicional

  • yo excitaría
  • excitarías
  • él/ella excitaría
  • nosotros excitaríamos
  • vosotros excitaríais
  • ellos/ellas excitarían

Conditionalis II

  • ik zou hebben verhit
  • jij zou hebben verhit
  • hij/zij/het zou hebben verhit
  • wij zouden hebben verhit
  • jullie zouden hebben verhit
  • zij zouden hebben verhit

Condicional perfecto

  • yo habría excitado
  • habrías excitado
  • él/ella habría excitado
  • nosotros habríamos excitado
  • vosotros habríais excitado
  • ellos/ellas habrían excitado

Imperatief

  • jij verhit
  • jullie verhit

Imperativo presente

  • excita
  • vosotros excitad

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van verhitten