Vervoeging van verkleuren
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het verkleurt
- zij verkleuren
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het verkleurde
- zij verkleurden
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft verkleurd
- zij hebben verkleurd
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had verkleurd
- zij hadden verkleurd
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal verkleuren
- zij zult verkleuren
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal verkleurd hebben
- zij zult verkleurd hebben
Conditionalis I
- hij/zij/het zal verkleuren
- zij zullen verkleuren
Conditionalis II
- hij/zij/het zal hebben verkleurd
- zij zullen hebben verkleurd