Vervoeging van verknallen

Onbepaalde wijs (infinitief): verknallen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik verknal
    • jij verknalt
    • hij/zij/het verknalt
    • wij verknallen
    • jullie verknallen
    • zij verknallen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik verknalde
    • jij verknalde
    • hij/zij/het verknalde
    • wij verknalden
    • jullie verknalden
    • zij verknalden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb verknald
    • jij hebt verknald
    • hij/zij/het heeft verknald
    • wij hebben verknald
    • jullie hebben verknald
    • zij hebben verknald
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had verknald
    • jij had verknald
    • hij/zij/het had verknald
    • wij hadden verknald
    • jullie hadden verknald
    • zij hadden verknald
  • Toekomende tijd I

    • ik zal verknallen
    • jij zult verknallen
    • hij/zij/het zal verknallen
    • wij zullen verknallen
    • jullie zullen verknallen
    • zij zullen verknallen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal verknald hebben
    • jij zult verknald hebben
    • hij/zij/het zal verknald hebben
    • wij zullen verknald hebben
    • jullie zullen verknald hebben
    • zij zullen verknald hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou verknallen
    • jij zou verknallen
    • hij/zij/het zou verknallen
    • wij zouden verknallen
    • jullie zouden verknallen
    • zij zouden verknallen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben verknald
    • jij zou hebben verknald
    • hij/zij/het zou hebben verknald
    • wij zouden hebben verknald
    • jullie zouden hebben verknald
    • zij zouden hebben verknald
  • Imperatief

    • jij verknal
    • jullie verknalt

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van verknallen