Vervoeging van verleiden
Onbepaalde wijs (infinitief): verleiden
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik verleid
- jij verleidt
- hij/zij/het verleidt
- wij verleiden
- jullie verleiden
- zij verleiden
Präsens Indikativ
- ich versuche
- du versuchst
- er/sie/es versucht
- wir versuchen
- ihr versucht
- sie versuchen
Onvoltooid verleden tijd
- ik verleidde
- jij verleidde
- hij/zij/het verleidde
- wij verleidden
- jullie verleidden
- zij verleidden
Präteritum Indikativ
- ich versuchte
- du versuchtest
- er/sie/es versuchte
- wir versuchten
- ihr versuchtet
- sie versuchten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb verleid
- jij hebt verleid
- hij/zij/het heeft verleid
- wij hebben verleid
- jullie hebben verleid
- zij hebben verleid
Perfekt Indikativ
- ich habe versucht
- du hast versucht
- er/sie/es hat versucht
- wir haben versucht
- ihr habt versucht
- sie haben versucht
Voltooid verleden tijd
- ik had verleid
- jij had verleid
- hij/zij/het had verleid
- wij hadden verleid
- jullie hadden verleid
- zij hadden verleid
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte versucht
- du hattest versucht
- er/sie/es hatte versucht
- wir hatten versucht
- ihr hattet versucht
- sie hatten versucht
Toekomende tijd I
- ik zal verleiden
- jij zult verleiden
- hij/zij/het zal verleiden
- wij zullen verleiden
- jullie zullen verleiden
- zij zullen verleiden
Futur I Indikativ
- ich werde versuchen
- du wirst versuchen
- er/sie/es wird versuchen
- wir werden versuchen
- ihr werdet versuchen
- sie werden versuchen
Toekomende tijd II
- ik zal verleid hebben
- jij zult verleid hebben
- hij/zij/het zal verleid hebben
- wij zullen verleid hebben
- jullie zullen verleid hebben
- zij zullen verleid hebben
Futur II Indikativ
- ich werde versucht haben
- du wirst versucht haben
- er/sie/es wird versucht haben
- wir werden versucht haben
- ihr werdet versucht haben
- sie werden versucht haben
Conditionalis I
- ik zou verleiden
- jij zou verleiden
- hij/zij/het zou verleiden
- wij zouden verleiden
- jullie zouden verleiden
- zij zouden verleiden
Futur I Konjunktiv II
- ich würde versuchen
- du würdest versuchen
- er/sie/es würde versuchen
- wir würden versuchen
- ihr würdet versuchen
- sie würden versuchen
Conditionalis II
- ik zou hebben verleid
- jij zou hebben verleid
- hij/zij/het zou hebben verleid
- wij zouden hebben verleid
- jullie zouden hebben verleid
- zij zouden hebben verleid
Futur II Konjunktiv II
- ich würde versucht haben
- du würdest versucht haben
- er/sie/es würde versucht haben
- wir würden versucht haben
- ihr würdet versucht haben
- sie würden versucht haben
Imperatief
- jij verleid
- jullie verleidt
Imperativ
- du versuch(e)
- ihr versucht