Vervoeging van verlichten
Onbepaalde wijs (infinitief): verlichten
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik verlicht
- jij verlicht
- hij/zij/het verlicht
- wij verlichten
- jullie verlichten
- zij verlichten
Présent
- je soulage
- tu soulages
- il/elle soulage
- nous soulageons
- vous soulagez
- ils/elles soulagent
Onvoltooid verleden tijd
- ik verlichtte
- jij verlichtte
- hij/zij/het verlichtte
- wij verlichtten
- jullie verlichtten
- zij verlichtten
Indicatif imparfait
- je soulageais
- tu soulageais
- il/elle soulageait
- nous soulagions
- vous soulagiez
- ils/elles soulageaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb verlicht
- jij hebt verlicht
- hij/zij/het heeft verlicht
- wij hebben verlicht
- jullie hebben verlicht
- zij hebben verlicht
Indicatif passé composé
- j'ai soulagé
- tu as soulagé
- il/elle a soulagé
- nous avons soulagé
- vous avez soulagé
- ils/elles ont soulagé
Voltooid verleden tijd
- ik had verlicht
- jij had verlicht
- hij/zij/het had verlicht
- wij hadden verlicht
- jullie hadden verlicht
- zij hadden verlicht
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais soulagé
- tu avais soulagé
- il/elle avait soulagé
- nous avions soulagé
- vous aviez soulagé
- ils/elles avaient soulagé
Toekomende tijd I
- ik zal verlichten
- jij zult verlichten
- hij/zij/het zal verlichten
- wij zullen verlichten
- jullie zullen verlichten
- zij zullen verlichten
Indicatif futur
- je soulagerai
- tu soulageras
- il/elle soulagera
- nous soulagerons
- vous soulagerez
- ils/elles soulageront
Toekomende tijd II
- ik zal verlicht hebben
- jij zult verlicht hebben
- hij/zij/het zal verlicht hebben
- wij zullen verlicht hebben
- jullie zullen verlicht hebben
- zij zullen verlicht hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai soulagé
- tu auras soulagé
- il/elle aura soulagé
- nous aurons soulagé
- vous aurez soulagé
- ils/elles auront soulagé
Conditionalis I
- ik zou verlichten
- jij zou verlichten
- hij/zij/het zou verlichten
- wij zouden verlichten
- jullie zouden verlichten
- zij zouden verlichten
Conditionnel présent
- je soulagerais
- tu soulagerais
- il/elle soulagerait
- nous soulagerions
- vous soulageriez
- ils/elles soulageraient
Conditionalis II
- ik zou hebben verlicht
- jij zou hebben verlicht
- hij/zij/het zou hebben verlicht
- wij zouden hebben verlicht
- jullie zouden hebben verlicht
- zij zouden hebben verlicht
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais soulagé
- tu aurais soulagé
- il/elle aurait soulagé
- nous aurions soulagé
- vous auriez soulagé
- ils/elles auraient soulagé
Imperatief
- jij verlicht
- jullie verlicht
Impératif
- tu soulage
- vous soulagez