Vervoeging van verliggen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik verlig
- jij verligt
- hij/zij/het verligt
- wij verliggen
- jullie verliggen
- zij verliggen
Onvoltooid verleden tijd
- ik verlag
- jij verlag
- hij/zij/het verlag
- wij verlagen
- jullie verlagen
- zij verlagen
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik ben verlegen
- jij bent verlegen
- hij/zij/het is verlegen
- wij zijn verlegen
- jullie zijn verlegen
- zij zijn verlegen
Voltooid verleden tijd
- ik was verlegen
- jij was verlegen
- hij/zij/het was verlegen
- wij waren verlegen
- jullie waren verlegen
- zij waren verlegen
Toekomende tijd I
- ik zal verliggen
- jij zult verliggen
- hij/zij/het zal verliggen
- wij zullen verliggen
- jullie zullen verliggen
- zij zullen verliggen
Toekomende tijd II
- ik zal verlegen zijn
- jij zult verlegen zijn
- hij/zij/het zal verlegen zijn
- wij zullen verlegen zijn
- jullie zullen verlegen zijn
- zij zullen verlegen zijn
Conditionalis I
- ik zou verliggen
- jij zou verliggen
- hij/zij/het zou verliggen
- wij zouden verliggen
- jullie zouden verliggen
- zij zouden verliggen
Conditionalis II
- ik zou zijn verlegen
- jij zou zijn verlegen
- hij/zij/het zou zijn verlegen
- wij zouden zijn verlegen
- jullie zouden zijn verlegen
- zij zouden zijn verlegen
Imperatief
- jij verlig
- jullie verligt