Vervoeging van verlopen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik verloop
    • jij verloopt
    • hij/zij/het verloopt
    • wij verlopen
    • jullie verlopen
    • zij verlopen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik verliep
    • jij verliep
    • hij/zij/het verliep
    • wij verliepen
    • jullie verliepen
    • zij verliepen
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb verlopen
    • jij hebt verlopen
    • hij/zij/het heeft verlopen
    • wij hebben verlopen
    • jullie hebben verlopen
    • zij hebben verlopen
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had verlopen
    • jij had verlopen
    • hij/zij/het had verlopen
    • wij hadden verlopen
    • jullie hadden verlopen
    • zij hadden verlopen
  • Toekomende tijd I

    • ik zal verlopen
    • jij zult verlopen
    • hij/zij/het zal verlopen
    • wij zullen verlopen
    • jullie zullen verlopen
    • zij zullen verlopen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal verlopen hebben
    • jij zult verlopen hebben
    • hij/zij/het zal verlopen hebben
    • wij zullen verlopen hebben
    • jullie zullen verlopen hebben
    • zij zullen verlopen hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou verlopen
    • jij zou verlopen
    • hij/zij/het zou verlopen
    • wij zouden verlopen
    • jullie zouden verlopen
    • zij zouden verlopen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben verlopen
    • jij zou hebben verlopen
    • hij/zij/het zou hebben verlopen
    • wij zouden hebben verlopen
    • jullie zouden hebben verlopen
    • zij zouden hebben verlopen
  • Imperatief

    • jij verloop
    • jullie verloopt

Verwijzingen

Bekijk 3 definitie(s) van verlopen