Vervoeging van vermoeien
Onbepaalde wijs (infinitief): vermoeien
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik vermoei
- jij vermoeit
- hij/zij/het vermoeit
- wij vermoeien
- jullie vermoeien
- zij vermoeien
Indicativo presente
- yo fastidio
- tú fastidias
- él/ella fastidia
- nosotros fastidiamos
- vosotros fastidiáis
- ellos/ellas fastidian
Onvoltooid verleden tijd
- ik vermoeide
- jij vermoeide
- hij/zij/het vermoeide
- wij vermoeiden
- jullie vermoeiden
- zij vermoeiden
Indefinido
- yo fastidié
- tú fastidiaste
- él/ella fastidió
- nosotros fastidiamos
- vosotros fastidiasteis
- ellos/ellas fastidiaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb vermoeid
- jij hebt vermoeid
- hij/zij/het heeft vermoeid
- wij hebben vermoeid
- jullie hebben vermoeid
- zij hebben vermoeid
Pretérito perfecto compuesto
- yo he fastidiado
- tú has fastidiado
- él/ella ha fastidiado
- nosotros hemos fastidiado
- vosotros habéis fastidiado
- ellos/ellas han fastidiado
Voltooid verleden tijd
- ik had vermoeid
- jij had vermoeid
- hij/zij/het had vermoeid
- wij hadden vermoeid
- jullie hadden vermoeid
- zij hadden vermoeid
Pluscuamperfecto
- yo había fastidiado
- tú habías fastidiado
- él/ella había fastidiado
- nosotros habíamos fastidiado
- vosotros habíais fastidiado
- ellos/ellas habían fastidiado
Toekomende tijd I
- ik zal vermoeien
- jij zult vermoeien
- hij/zij/het zal vermoeien
- wij zullen vermoeien
- jullie zullen vermoeien
- zij zullen vermoeien
Futuro I
- yo fastidiaré
- tú fastidiarás
- él/ella fastidiará
- nosotros fastidiaremos
- vosotros fastidiaréis
- ellos/ellas fastidiarán
Toekomende tijd II
- ik zal vermoeid hebben
- jij zult vermoeid hebben
- hij/zij/het zal vermoeid hebben
- wij zullen vermoeid hebben
- jullie zullen vermoeid hebben
- zij zullen vermoeid hebben
Futuro perfecto
- yo habré fastidiado
- tú habrás fastidiado
- él/ella habrá fastidiado
- nosotros habremos fastidiado
- vosotros habréis fastidiado
- ellos/ellas habrán fastidiado
Conditionalis I
- ik zou vermoeien
- jij zou vermoeien
- hij/zij/het zou vermoeien
- wij zouden vermoeien
- jullie zouden vermoeien
- zij zouden vermoeien
Condicional
- yo fastidiaría
- tú fastidiarías
- él/ella fastidiaría
- nosotros fastidiaríamos
- vosotros fastidiaríais
- ellos/ellas fastidiarían
Conditionalis II
- ik zou hebben vermoeid
- jij zou hebben vermoeid
- hij/zij/het zou hebben vermoeid
- wij zouden hebben vermoeid
- jullie zouden hebben vermoeid
- zij zouden hebben vermoeid
Condicional perfecto
- yo habría fastidiado
- tú habrías fastidiado
- él/ella habría fastidiado
- nosotros habríamos fastidiado
- vosotros habríais fastidiado
- ellos/ellas habrían fastidiado
Imperatief
- jij vermoei
- jullie vermoeit
Imperativo presente
- tú fastidia
- vosotros fastidiad